
op buniatra en vooral Borneo komen vele soorten voor. In
Voor-Indie en Burma evenzoo. Daar zÿn de belangrÿkste de
gezellig groeiende Sal-tree en Eng-tree. Ook in de Philippÿnen
behooren vele belangrÿke houtsoorten tot deze familie, en
eveneens in Malaka. Daar zÿn de bekendste; Serayah.
Meranti, Chengei of Penak, Eesak, Giam, Damar-laut.
Niet alleen om het hout zÿn de boomen dezer familie van
waarde, doch ook om andere producten als: houtolie, damar
en baros-kamfer.
Houtkenmerken. Dipterocarpaceae: Hout meest sterk, hard en duurzaam
; roodachtig of geelachtig bruin. Kernhout duidelijk, harsig. Poriën
rond, dikwijls in groepen, klein tot groot, meest m.atig groot, vaak
met barsachtige stoften gevuld, omringd door een ring van losser weefsel.
Mergstralen smal en matig breed, meest op onderling gelijke afstanden.
Op radiale doorsnede meest fraaie teekening door de glanzende mergstralen.
G. °
86. Anisoptera palembanica Miq. - Basoecng Sumatra.
Va.n de wortels maakt men handvatsels voor de bijltjes „sanqka-nanä-
ja n g " geheeten. v. H. o j n ¡,
Houtkenmerken. Dipterocarpus: Hout roodachtig bruin, hard. Poriën
matig groot en groot, vaak met barsachtige stoffen gevuld, meest omringd
door een ring van licht gekleurd weefsel. Mergstralen meest van
twee soorten : smalle of zeer smalle, en matig breede of breede. Op
radiale doorsnede duidelijke glans van de mergstralen. G.
87. Dipterocarpus eurhjmclius Miq. — Kroewing Sumatra, Riouw.
In Atjeh voor huis- en soheepsplanken gebezigd, doch het hout moet
voorat worden geloogd. Vrij hard en niet gemakkelijk te bewerken. Uit
den stam vloeit eene olieaohtige zelfstandigheid, die aïs een soort politoer
wordt gebruikt. v, E.
88. D. triuervis. Bl. - Palaglar S. KM a r J. West-Java Z. II.
Hg. 48 M. Stam zuilvormig, rolrond, zonder knoesten, gleuven of
Worte lysten zeer hoog vertakt. Schors bros, aschgrijs, nogal glad, weinig
afschilferend, met ver afstaande fijne, dwarse en overlangsche barsten,
ln het geelachtig witte, reohtdradige spint zit veel kleiirlooze hars.
Ben der fraaiste woudreuzen van de bergbosschen van West-Java, die
zelts in die hoogstammige wouden dadelijk de aandacht trekt door de
sterk geribde, groote bladen, en vooral door de groote, rose bloemen
en de bruine vruchten met 2 lange vleugels, die meestal in grooten
getale onder den boom liggen. Een, korten tijd loofverliezende. min of
meer gezellig groeiende, niet zeldzame boom, die uitsluitend op constant
vooht'gen grond in altijdgroen oerwoud voorkomt. Het hout wordt zelden
gebezigd, omdat het niet duurzaam zou zijn. K. en V. Sculpt.
à
Houtkenmerken. Drgobalanops aromatica Gaertn.: Kernhout breed,
donkerrood, zwaar en dicht, met matig groote poriën en zeer talrijke,
smalle mergstralen. Het riekt sterk terpentijnaohtig, en gelijkt, gepolpst,
op mahoniehout. B.
89. Dryobalauops aromatica Gaertn. (D. Campbora Colebr.). —
Simar-bantajan Sum. W.K. Kladan of Kelangsou Born.
K am fe rh o -u t. Sumatra, Borneo, Malaka.
Deze boom levert de Sumatraansohe kamfer (Kapoer-baros, Baros-kam-
fer). Het bout is zeer duurzaam en vooral geschikt voor kisten (ter
bewaring van kleederen enz.), alsook voor huisbouw en meubelen. v. E.
Zijn kamfer vormt een belangrijk uitvoerartikel naar China en Japan.
Zij is kosthaarder en minder vluchtig dan de gewone kamfer, welke
van Cinnamomum {Laurus) Camphora, uit Formosa, afkomstig is. G.
In Malaka groeit deze boom gezellig en vormt bosschen, waarin bjjna
o-een andere houtsoorten voorkomen. Hij wordt ± 45 M. hoog hij een
middellijn van 1.—1.30 M. De stam is zeer hoog vertakt en heeft kleine
wortellijsten. De hast is nogal dik, grijs en overdekt met lange, dunne
Schilfers. Bladeren eivormig en lederachtig, met langen punt. Het hout
is van uitstekende qualiteit en zeer duurzaam. Kamferolie wordt verkregen
door het kappen van gaten in den boom, en kan ook uit spanen
van hot hout gewonnen worden door destillatie. De Maleiers gebruiken
deze olie als medicijn. Kamfer wordt gevonden in kristalvorm in spleten
van het hout. Pogingen om kamfer in vasten staat door destillatie uit
het bout te bereiden, zijn tot dusverre niet geslaagd. S.g. 0.71—0.82.
B. ? 0.78 ; 0.79.
Houtkenmerken. Hopea: Hout geel, geelachtig bruin of bruin, hard,
tijn. Poriën klein tot groot, omgeven door een ring. Mergstralen éen-
Yormig, smal of matig breed. G.
90. Hopea faf?ifolia Miq. - Kawang J. Bjempina J. Tjengal S.
Kedemoet, Teboeboek Banka, Java Z. I.
Ho-. 40 M. Stam zuilvormig. Een zeldzame, verstrooid groeiende boom
der altijdgroene oerwouden. Het hout wordt als weinig duurzaam niet
gebruikt. K. en V.
Voor dakeu zeer geschikt. C. S.g. 0.82.
Verschillende Hopea-soorten leveren een plantenvet (Tengkawang-ohe)
en heeten Tengkawang. De olie wordt inwendig en uitwendig als
medicijn gebruikt. FU. Het tengkaioang-hout is geschikt voor djoekoengs,
en ook voor planken en ribben. De groote en zware boomen komen
voor in het laagland. Gout.
91. H. MaraiitiMiq. - M a r a n t i , Meraiiti-sepang, M.-betoelBankii,
Borneo, Sumatra’s Westk., Lampongs, Palembang.
Een hooge boom van iniddelmatigen omvang, die op Borneo en Sumatra
in moerassige streken groeit. Hij bevat hars, die echter van geringe
waarde is. Het hout dat niet zeer duurzaam is en soms voor binnenwerk
in den huisbouw gebezigd wordt, dient echter meer voor vlothout
voor het vervoor van zwaarder houtsoorten längs de rivieren. S.g. 0.51.
St. 0.36; 0.46.