
157. G. excelsa Yalil. — Talok J. Talok-wingka J. Talok-kapoer
J. Soms verward met Oeris-oerisan J. Oost-Java Z. I, Voor-
Indie, trop.-Afrika, Cochinchina.
Hg. 12 M. Stam veelal nogal krom en laag vertakt, rolrond, zonder
wortellijsten. Schors grauw. Een loofverliezende, tamelijk zeldzame boom,
die verstrooid groeiend voorkomt op dorre gronden. Het hout wordt
om de elasticiteit geroemd, maar is alleen in korte afmetingen te
krijgen. Cultuur met het oog op het elastische hout en den groei op
dorre gronden aan te bevelen; wellicht ook tusschen djati in M.- en
O.-Java. K . en V.
158. G. laevigata Valli. (G. oblongifolia Bl.). — Oeris-oerisan J.
? Ande-ande J. ? Ki-laki S. Bosi Tw. Woenoet Tb. Tl. Ma-
woenoet Tl. Kakini Tl. Ts. Java Z. I. en II, Celebes, Mal.-
Arch., V.- en A.-Indië, trop.-Afrika, Australië.
Hg. 12 M., meest lager. Stam zeer krom en laag vertakt, met knoesten
en gleuven. Sohors dik, zeer taai, grijs. Vrucht zwart-violet, diep
tweedeelig. Een loofverliezende boom, riiH algemeen voorkomt in Midden
en Oost-Java, en verstrooid groeit in loofverliezend bosch. Het
hout wordt als te krom, klein en weinig deugdzaam niet gebruikt.
Cultuur niet aan te bevelen. K . en V.
De binnenbast wordt gedroogd, en gebruikt om de rijstbossen te
hinden. Hssk.
S.g . 0.58. G. 0.35; 0.61.
159. G. paniculata Eoxb. (G. afflnis Hassk.). - Deloewak J.
Dloewang J. Dloeivak J. Drowak S. Java Z. I, Malaka,
Siam, Philippijnen.
Hg. 17 M. Stam krom, laag vertakt, zonder wortellijsten, zonder, of
met ondiepe, gleuven. Schors dun, taai, donkergrauw, met weinig
barsten. Loofverliezende, verstrooid groeiende, algemeene boom in
ijigroeiend oerhosch. H^.ut zelden gebruikt, oultuur niet aan te bevelen.
K. en V. S. g. 0.52.
160. G. salntaris Span. — Pasolder of Pasoler, Kajoe-timor
Timor.
De bast wordt als wondheelend geneesmiddel gebruikt. Het hout is
voor huisbouw bruikbaar. C. S. g. 0.80.
Houtkenmerken. Pentace: Hout licht rood, nogal hard, fijndradig.
Poriën matig groot, soms als door overlangsche schotten verdeeld, niet
ze^j talrijk, gelijkmatig verspreid. Mergstralen smal, regelmatig, hun
afstand ongeveer gelÿk aan de diameter der poriën, op radiale doorsnede
een fraaie glanzende teekening veroorzakend. G.
161. Pentace polyantha Hassk. — Sigeung S. West-Java Z. I.
Hg. 40 M. Stam zuilvormig, hoog vertakt, met diepe gleuven, zonder
knoesten, met talrijke, sterke, laag aangezette wortellÿsten. Sohors
L
zeer taai, asohgrijs of grauw, nogal glad. Volwassen bladeren van
onderen grijs, jonge bladeren van onderen fraai rose. Vijfvleugelige
vruchten. Een altijdgroene boom, die in enkele streken nogal algemeen
is, en verst! ooid groeit in sohaduwrijk heterogeen oerwoud, op
vochtigen, vruchtbaren grond. Hout locaal door de inlanders om sterkte
en duurzaamheid geroemd, en voor bruggen en huisbouw gebezigd.
Cultuur in de streken van West-Java, waar djati niet wil groeien,
aan te beve'en om het duurzame hout. K . en V.
De wortellijsten worden gebruikt voor wielen van pedati’s. De stam
zelf, wiens hout grof van vezel is en door witte mieren niet wordt
aangetast, dient tot huisbouw. Hassk. S. g. 0.58.
162. Schontenia Buurmanni K. et V. — Sindoek, Walikoekoen J.
Java Z. I.
Hooge boom, die zeldzaam is, en verstrooid voorkomt in sohaduwrijk,
heterogeen oerwoud, op constant vochtigen grond. Gelijkt zeer op
Walikoekoen (S. ovata Korth.), maar de bladen zijn nagenoeg gaafrandig.
H<-t hout is bleek-vleesohkleurig, en wordt in Tjilatjap door de
inlanders even hooggesohat als Woengoe J. {Lagerstroemia flos reginae
Betz.), zoowel om de sterkte als om de groote duurzaamheid. K . en V.
Houtkenmerken. Schoutenia ovata Korth. ; Spint zeer smal, vuil wit,
reukeloos. Kernhout effen licht rood-bruinaehtig of vleeschkleurig. Poriën
klein, zeer talrÿk, vrÿ gelijkmatig verspreid, echter in de concentrische,
donker gekleurde, smalle handen, die met breedere, lichter gekleurde
afwisselen, nagenoeg ontbrekend en tot korte golflÿnen vereenigd.
Mergstralen smal, talrÿk. Mergkoker ontbrekend. K. en V.
163. S. ovata Korth. — Walikoekoen, Landji J. Harikoekoen S.
Kokon Mad. Java Z. I.
Hg. 20 M. Stam zelden recht, laag vertakt, zonder wortellÿsten,
meest met ondiepe gleuven. Schors dik, zeer taai, grauw, met diepe
overlangsche barsten, nogal sterk afschilferend. Te herkennen aan de
grofgezaagde, onder witachtig grÿze of roodbruine bladeren, en aan
de, op bloemen gelÿkende, vruchten, welke zoo groot als een erwt
zÿn, aan den voet omgeven door den strooachtigen vliezigen, ster-
vormig uitgespreiden kelk, en die veelal ook nog de meeldraden en
bloembladen dragen. Een meestal loofverliezende boom, die soms
gezellig groeiend, zeer algemeen is op periodiek waterarmen, steen-
achtigen grond, in loofverliezende oerbosschen. Het hout wordt om
de groote elasticiteit en duurzaamheid doer europeanen en inlanders
veelvuldig gebezigd voor stelen van werktuigen en karboomen. Kan,
mits goed behandeld, ongetwÿfeld nog voor vele andere spéciale doeleinden
dienstig gemaakt worden, waarvoor djati onges<-hikt is. Is een der
kostbaarste van de meer algemeen voorkomende javaansche houtsoorten.
Cultuur verdient om het hout sterk aanbeveling: dan echter in gesloten
stand, om rechte boomen te kweeken. Om den eigenaardigen vorm
en kleur der bladeren voor sierboom in tuinen geschikt. K .e n V .
Voor disselboomen, assen, kammen voor molens, scheepshlokken,
nagelsohÿven bezit het door zÿn groot draagvermogen bÿzondere
geschiktheid, minder voor houwmateriaal. De inboorlingen bezigen
1 - - ...„.J JM mm