
r
I 'í3 j 1 A4
■A '
k
f;i!l
zij door de deelhebbers in de mijn als arbeiders te werk
gesteld en de Maatschappij verzekert hun een minimum
maandgeld van tien gulden voor het onverhoopt geval, dat
de deelhebbers door ongelukken buiten staat mochten zijn
zelf het loon hunner arbeiders te voldoen. De nieuweling is
dus van zijne aankomst af van een bestaan verzekerd en kan
door vlijt en geschiktheid opklimmen tot deelhebber eener
mijn. Gedurende het eerste jaar wijst de administrateur de
mijn aan, waarbij zij woi'den ingedeeld, daarna zijn zij viij
te gaan werken waar zij willen. Evenals op Banka heeft
men ook hier de zoogenaamde kongsi’s.
Al het verkregen tin moet door de mijnwei’kers in de
pakhuizen der Maatschappij worden ingeleverd, waarvoor
hun /’20 per pikol betaald wordt.
De rijst wordt hun evenals op Banka voor f 5 per pikol
verstrekt, hoe hoog de handelsprijs ook moge wezen. In sommige
jaren geeft dit een verlies aan de Maatschappij van meer dan
/■ 100,000. Wegens deze en andere onkosten kost dan
ook een pikol tin aan de Maatschappij gewoonlijk een veel
hoogeren prijs. De kostende prijs per pikol bedroeg’ ) namelijk
in :
1 8 6 5 /6 6 ,, , ,. . . / 57,27% 1 8 7 5 /7 6 , ,, / 31,50
1866/67 „ 35,05 1876/ 77. . . , . . „ 3 0 , -
1867/68 , . . „30,111/2 1 8 7 7 /7 8 , . . „ 3 0 . -
1868 /6 9 , . . „ 32,331/2 1 878/ 79, . . . . . „ 2 7 ,2 4
1 8 6 9 /7 0 ,, , . . „ 30,76% 1879/ 80. . . . . . „ 2 8 , -
1870/71 , . . „ 30,97% 1880/81 . . . . 2 9 , -
1871/72 . . „31,70 1 8 8 1 /8 2 , . . . 3 2 , -
1872/73 „ 31,60 1882/83, , , „ 30,60
1873 /7 4 1 8 8 3 /8 4 ....... „ 30,50
1 8 7 4 /7 5 . . . „ 3 4 , -
d.i. na 1867 gemiddeld / 30,94.
D Bijdragen van het Statistisch Instituut No. 2, 1887.
Ofschoon deelhebbers en arbeiders denzelfden arbeid verrichten,
is het toch natuurlijk, dat de laatste er naar streven
deelhebbers te worden; deze toch deelen in de winst en
meermalen kan die voor eene mijn eenige duizenden guldens
’s jaars bedragen; daar staat echter tegenover, dat ook een
mijn verliezen kan en dan in schuld bij de Maatschappij
geraakt.
In het bezit van eenig vermögen gekomen, gaan de Chineezen
gewoonlijk naar hun land terug en in sommige jaren
gebeurt dit met 200 en meer. Sommige die genoeg hebben
overgelegd om behoorlijk te kunnen leven, blijven in hun
land, andere komen na eenigen tijd terug.
Het Billiton-tin wordt in tweemaandelijksche veilingen te
Batavia verkocht en bracht per pikol op in:
1 8 6 3 . . . . f 7 5 , 4 7 1 8 7 5 / 7 6 . . . . f 5 4 , 5 2
1 8 6 4 . . . . . . „ 6 4 , 0 2 1 8 7 6 / 7 7 , , . . . . „ 4 8 , 4 5
1 8 6 5 / 6 6 , . . , . . „ 5 7 , 8 8 % 1 8 7 7 / 7 8 , . . . . . „ 4 2 , 8 3
1 8 6 6 / 6 7 , . , . . . „ . 5 0 , 0 7 1 8 7 8 / 7 9 - , , . . . „ 4 0 , 6 5
1 8 6 7 / 6 8 , , . , . . . „ 5 5 , 3 0 1 8 7 9 / 8 0 , . , . . . „ 5 4 , -
1 8 6 8 / 6 9 , , , . . „ 5 9 , 3 1 1 8 8 0 / 8 1 , , . , . . . „ 5 7 , 6 1
1 8 6 9 / 7 0 , , , , . . . „ 7 5 , 2 5 % 1 8 8 1 / 8 2 , . . ,. . . „ 6 8 , 3 4
1 8 7 0 / 7 1 , . . , . . . „ 7 3 , 4 6 % 1 8 8 2 / 8 3 . . . . . . „ 6 7 , 0 3
1 8 7 1 / 7 2 , . . . . . „ 8 5 , 5 2 % 1 8 8 3 / 8 4 . . . . . . „ 6 0 , 1 8
1 8 7 2 / 7 3 . . . . . . „ 9 2 , 4 8 1 8 8 4 / 8 5 . . . . . . „ 5 3 , 2 9
1 8 7 3 / 7 4 , , . . . . „ 8 1 , 8 8 1 8 8 5 / 8 6 , . . . . . „ 6 2 , 6 4
1 8 7 4 / 7 5 , . . . . . „ 5 9 , 6 4 % 1 8 8 6 / 8 7 . . . . . . „ 7 0 , 0 3
De gemiddelde prijs van 1830 tôt 1850 bedroeg slechts
/’43, die van 1850 tôt I8 6 0 varieerde tusschen / 45 e n / 55.
Wat de samenstelling van het tin betreft, zoo verschilt
deze weinig van het Banka-tin. De Hoogleeraar G. J. Muldei
onderzocht in 1863 het tin van Billiton en vond daarin
0,043 onzuiverheden, bestaande nit arsenik, stibium, lood
en ijzer. Niettegenstaande het tin van Banka en Billiton
4