
i
i:
!
rijk stuk van den mijningenieur G. P. A. Renaud, »over de
Chineesclie ontginningswijze” ’ ).
Indien men het gebruik van een zeer eenvoudigen centri-
fugaal-ventilator bij het tinsmelten buiten rekening laat, is
tot in 1882 bij de ontginning der tinmijnen op Banka van
geen enkel der mechanische hulpmiddelen gebruik gemaakt.
die de stand der hedendaagsche techniek in Europa zoo ruim-
schoots aanbiedt. Dit is daaruit te verklären, dat de ontginning
werd geopend in een tijdperk, waarin weinig commu-
nicatie met de buitenwereld bestond, tengevolge waarvan
zooveel mogelijk gebruik moest worden gemaakt van de hulpmiddelen,
die het land zelf aanbood. Alleen voor het sy ste matisch
ondei zoek door de mijningenieurs werden werktuigen
van Europeesche constructie gebezigd. De noodzakelijke ijzeren
gereedschappen worden door Chineesche smeden op het eiland
zelf vervaardigd en slechts de noodige grondstoffen, ijzer en
staal, worden van buiten a f aangevoerd. Het denkbeeld zooveel
mogelijk de natuurlijke hulpmiddelen, en wel in de
eerste plaats stroomend water te bezigen, is zeker juist; toch
houdt de Heer Renaud het voor waarschijnlijk, dat als men
eerst nu met de ontginning moest aanvangen, men terstond
met de toepassing der werktuigen van Europeesche vinding
zou aanvangen.
De overweging, dat niet zeldzaam, en in sommige jaren
gedurende vrij langen tijd, het voor de ontginning benoodigde
stroomende water ontbreekt, heeft de Regeering gebracht tot
het benoemen eener Commissie in 1878 om ten aanzien van de
tin-ontginning op Banka een onderzoek in te stellen en maatregelen
aan de hand te doen, die tot verbetering konden
leiden. Het rapport dezer Commissie werd in 1881 door deu
Heer Renaud aan den Minister van Koloniën ingediend. Ofschoon
al de voorstellen, als van te ingrijpenden aard, door de
Indische Regeering niet zijn gevolgd, heeft deze toch aan
') Jaarboek Mijnwezen, 13e jaargang 1884 le deel, verkandelingen bl. 5 .
verscheidene der aanbevolen denk beeiden hare goedk curing
gehecht en de geleidelijke toepassing daarvan aanbevolen.
Naar aanleiding daarvan wei’d het district Blinjoe aangewezen
voor een proef met stoomverraogen en met verschillende be-
noodigdheden voor grondvervoer, zooals rails, wagens en een
kettingtoestel om deze laatste in beweging te brengen ; deze
toestellen zijn in 1883 op Banka aangekomen. De eerste proef
is goed geslaagd, daar de productie der mijn met ongeveer
60 pCt. werd verhoogd en de ontginningskosten + f 3.50 per
pikol verminderd. In het bijzonder deden de stoommachines
dienst bij de bemaling der groeven. Sedert 1885 zijn ook deze
middelen in het district Merawang toegepast en in 1886 zijn
weder vier machines aangebracht, waarvan twee voor Blinjoe
en twee voor Soengeiliat zijn bestemd. Gaandeweg zal dit
ook in de andere districten worden toegepast.
De ontginning der koelitgronden is zeer eenvoudig ; zij
liggen in den regel boven het afwateringsniveau der vallei ;
door het aanvoeren van water en het wegspoelen van het
zand in de vallei, waarbij dus het zware tinerts achterblijft,
kan men ze met zeer eenvoudige werktuigen en gemakkelijk
ontginnen. Toepassing van machineriën bepaalt zich hier al-
lereerst tot den wateraanvoer op eenige hoog gelegen terreinen.
De ontginning der diepe terreinen, kollong gronden, gaat
natuurlijk met meer risico gepaard, waarom dan ook daartoe
niet wordt overgegaan, voordat men de zekerheid heeft, dat
de exploitatie winstgevend zal zijn.
Als daartoe is besloten, dan wordt een dam (tebat) gelegd
bovenstrooms van het te ontginnen stuk en dwars door de
drassige vallei, die op Banka zeer breed is, gewoonlijk 300
à 500 M. of zelfs meer. Van dien dam af, welke een
waterreservoir vormt, worden rechts en links längs de
zijden der vallei kanalen gegraven, die het toestroomende
water kunnen afvoeren. Hierdoor wordt de vallei beneden
den dam over een groot deel min of meer droog.
Een der beide kanalen wordt met vrij veel verval aan