
T a hierop kwamen
0. a. antwoorden m, betrekking hebbende op halata.
II. VOORKOMEN EN INZAMELING.
Zooals boven reeds gezegd, ontdekte men in 1847 den
«etah-pertja boom, die met den naam van Isonandra gu tta
weid bestempeld. Dichopsis g u tta en P a la qu ium g u tta zijn
^ d e i e namen voor dezelfde plant. Eene korte beschrijving
möge hier volgen: Wanneer de boom 30 jaren oud is
eeft hl) zijn vollen wasdom bereikt; de stam is dan
van den bodem tot de onderste takken ± 14 M hoo- bii
dei takken opeengedrongen staan, zijn kleiner bij oude
einen dan bij jongere; bÿ de laatste kunnen zij tot 23
CM. lang en 7% cM. breed worden. Zij zijn omo-ekeerd ei
i r r e l Z -m S """"d toegespitst, hunne bovenkant
dfoite A de onderzijde bruin, veroorzaakt door een
I T Z I T J Z - ' ^^«^^tbare zijnerven
staan bijna loodrecht op de middennerf. Een belangrijk
getah-pertja-blad is, dat b if h e t
Z Z T Z i T ^®/®/^t^h-pertja, die ook in het bladweefsel
h i n bladoksel bevinden zieh viei- witte
12 metlk gekleurd is. De bloem heeft
h L ? ’ vi-uchtbeginsel is bovenstandig en zesk
k y de vrucht is eene vleezige, eivormige bes
Sanotace? er nog eenige andere
Sapotaceae, die de handels getah-pertja leveren. Belangrijk
L e em . Veidei P a la qm um horneense, P . Treubii, enz. Min
meer op getah-pertja gelijkende Produkten geven de
melksappen van andere, in verschillende tropische g ewe sten
vooi kernende Sapotaceae.
Het gebied echter, dat de echte handelswaar levert, is
zzuufiddeeih^j kv sd eel, van het Malaka-schiereiland. en het
De handelssoorten worden meest naar de uitvoerplaats
genoemd; zoo heeft men Pahang, Bnlongan, Serawak, en
ook Bagan Serapong, Makasar, enz. Volgens Obach kan
men ze in 4 groepen verdeelen.
De eerste groep omvat de drie beste getah-pertja soorten,
'''''' P^^mniurn gutta
ve iw an te soorten afkomstig zijn: 1. Pahang, van Malaka;
2. Bnlongan rood, van Borneo; 3. Banjer, rood, van Borneo.
De tweede groep omvat drie soorten van tweede kwali-
, afkomstig van eemge Payena-morten: 4. Bagan goolie
soondie, van Borneo; 5. Goolie rood soondie van Borneo;
6. Serapong goolie soondie, van Sumatra
i „ i î . ‘’T f T ' ’ " to’'“ Y-g. .Witte getoh”,
O ± “fb omst onbekend; 7. Bnlongan wit, van Borneo;
8 Semengd wit, van Borneo; 9. Banjer wit, van Borneo
alle van tweede en derde kwaliteit.
tw F? ■ä'-te gemengde soorten, waarvan
twe e gekookte”, d . w . z . uit restanten in warm water ge-
weekte en samengeknede stukken: 10. Sarawak gemengd
van Borneo; 11. Padang gekookt, van Sumatra; 12 Banka’
gekookt, van Banka.
De uit sappen van inférieure kwaliteit verkregen getah-
pertja soorten zijn zacht en rekbaar, de betere zijn veel harder
Het materiaal komt in verschillende kleuren in den handel:
wit, grijs tot rose, de minderwaardige zijn gewoonlijk bruin
en bevatten als verontreinigingen hout, schors on zand’
Men verzendt ze in stukken van 1 - 1% pikol ( 6 0 - 9 0 K G i
Ook met getah-pertjaboomen heeft men kultuurproeven
p d a a n , evenals met de caoutchouc-planten. De botanische
tum te Buitenzorg maakte reeds in 1847 een begin met
aanpianting van Isonandra. In 1856 werd eene partij jonge
getah-pertjaplanten uit Borneo op Java verdeeld, waarvan
E l