
Zuivering van liet verkregen vet. Behalve eene klaring,
door bezinking of filtratie verkregen, die in alle gevallen
wordt toegepast, ondergaan de beste vetten voor voedings-
gebruik geen verdere zuivering. Voor mindere soorten vindt
men in de boeken allerlei bleekings- en verbeteringsvoor-
schriften, dikwyls van zeer twijfelachtige waarde. Veel
toegepast wordt eene behandeling met gedroogde pijpaarde,
vollersaarde of andere kleisoorten, die kleur- en smaak-
stoffen absorbeeren. Men roert ze als poeder door de olie of
het gesmolten vet, en flltreert ze ha eenigen tijd weder af.
Olien, die veel vaste glycerineverbindingen bevatten en
dienten ge vol ge reeds bij geringe temperatuursverlaging vast
vet afscheiden, worden soms kunstmatig afgekoeld en dan
gefiltreerd, waardoor een groot deel dier vaste glycerine-
verbindingen verwijderd wordt. Men noemt dit procès
„demargarineeren” ; het wordt vooral op katoenolie toegepast
en men verkrijgt aldus de zoogenaamde winterolie.
In bepaalde gevallen heeft men bijzondere zuiveringen;
de voornaamste daarvan zijn de volgende.
Olie, voor lampengebruik bestemd (hoofdzakelijk raapolie),
wordt van de daarin voorkomende slijm- of eiwitachtige
stof, die bij het branden koolstof afzet en de pit verstopt,
gezuiverd door eene behandeling met sterk zwavelzuur.
Men roert % — 1 >/ï °/o daarvan door de olie. Dit zuur ont-
leedt en verkoolt de onzuiverheden, die dan na bezinking
afgescheiden kunnen worden. Eene grootere hoeveelheid
zuur zou de olie zelf aangrijpen. Na uitwasschen met heet
water ter v erw ydering van het zuur, en flltratie, is de olie
bruikbaar. Zoo behandelde raapolie noemt men hier te
lande patentolie. Deze zuivering werd in 1790 door Gowen
in Engeland uitgevonden, en door Thénard en anderen
verbeterd en in de industrie ingevoerd.
Katoenolie, geperst of uitgetrokken, houdt eene harsach-
tige stof opgelost, die haar donkerrood kleurt. Deze stof
wordt weggenomen door behandeling met natronloog, eene
zuivering, die aanleiding geefc tot een vrij groot verlies
aan olie (8—10 °j^).
Palmvet is diep oranje van kleur. De kleurstof (carotine) is
tegen het verzeepingsprocédé bestand, zoodat, wil men er
Witte zeep van maken, de olie vooraf gebleekt moet worden.
Dit kan längs verschillende wegen geschieden. Ten eerste
door snelle verhitting van het vet tot 220°—240° C., waardoor
de kleurstof wordt ontleed. Ten tweede door lucht
,te blazen door het op ongeveer 100° C. verwarmde vet,
waarbij dan de kleurstof geoxydeerd wordt ; deze bleeking
heeft boven de andere het voordeel, dat de eigenaardige
viooltjesgeur van dit vet hewaard blijft. Ten derde door
een oxydatie met kaliumbichromaat en zoutzuur.
Ricinusolie wordt algemeen gezuiverd van daarin voorkomende
slijm- en eiwitachtige stoffen door uitkoking met
water, waarbij het e iw it coaguleert.
Verschillende doeleinden, waartoe vetten
worden gebruikt.
A. Als voedingsmiddel.
De verschillende volken gebruiken uitteraard in de eerste
plaats de vetten, die in hun eigen land gewonnen worden,
voor zoover die n.l. als voedingsmiddel geschikt zijn. In
onze O.-I. bezittingen dient als zoodanig hoofdzakelijk
cocosvet (klapperolie). Hier te lande worden naast dierlijke
vetten (boter, rundervet, reuzel) ook eenige plantenvetten
als voedingsmiddel gebruikt: olijfolie en andere oliën ter ver-
vanging of ter vervalsching daarvan, zooals aardnoten-,
sesam- en katoenolie; voorts raapolie, onder den naam van
bak- of boterolie. Sterk toenemend is ook het gebruik van
gezuiverd cocosvet voor spijsvet.
Veel grootere hoeveelheden van de verschillende vetten
bewijzen denzelfden dienst in den vorm van kunstboter