
liebben echter aangetoond, dat van de kolen aan de Meeuwenbaai,
die bruinkolen bleken te zijn, geen gunstige uitkomsten
zijn te verwachten.
Wat het monster No. 1 betreftj zoo w'erd in 1862 aan den
ingénieur W. 0 . P. Arntzenius opgedragen een onderzoek
in te stellen naar de kolenvindplaatsen in de residentie
Djokdjokarta, doch hoewel op verschillende plaatsen kolen
w-erden aangetroffen, verklaarde de genoemde ingénieur, dat
dat zij enkel bruikbaar zijn voor plaatselijk gebruik tot het
branden van kalk en het bakken van steenen, maar niet
voor lokomotieven en stoomschepen.
S C H E I K U N D I G E
S A M E N S T E L L I N G .
Koolstof. . . .
Waterstof . . .
Zuur- en stikstof.
Zwavel , . . .
Water , . . .
A s c h ........................
Hoeveelheid co k e . . .
TJieoretisch verdampings
vermögen . . . .
Nuttig verdampingsver-
mogen.
Absoluut warmtegevend
vermögen . . . .
Betrekkelijke waarde der
k o le n ..............................
V I N D P L A A T S E N .
51,55
4,17
17,19
0,40
23,72
2,97
100,—
42,54
7,17
4,78
46,75
100,—
>a
71,20
5,62
12,91
0,63
2, -
7,64
100,-
68,08
70,04
71,30
5,18
14,44
0,29
4,91
2,70
98,82
60,—
10,57
7,05
68,92
1 4 7 , -
s
•S g
76,05
6.42
12,46
0,41
3,87
0,79
100,—
52,69
13,63
9,09
88,87
190,—
S UMA T R A .
Onder No. 46 worden kolen genoemd, afkomstig van de
omstreken der baai van Tapanoeli in het Noorden van Sumatra’s
westkust. In 1859 werden daar de kolenlagen onderzocht
door den mijningenieur P. van Dijk. De uitkomst was echter
niet günstig, zoodat hij de kans van welslagen eener exploitatie
zeer gering achtte.- In de buurt dier baai komen nog
kolen voor in het stroomgebied van de Si-Lai en van de Asip,
maar hoewel de kolen van goede hoedanigheid bleken te zijn^
vras de quantiteit te gering voor ontginning.
Op het eiland Nias, dicht hij de baai van Tapanoeli, dus
ook behoorende tot het Gouvernement van Sumatra’s Westkust,
werden in 1871 in de rivier van Glora en hare zijtakken.
o.a. de Niamala en Solaedo, tertiaire bruinkolenlagen ontdekt,
Bij later onderzoek door den mijningenieur R. D. M. Verbeek verklaarde
deze echter, dat al de op Nias ten Noorden van Goenoeng
Sitoli voorkomende koollagen, voornamelijk door hare geringe
dikte en slechte hoedanigheid, niet in het minst in aanmerking
kunnen komen voor ontginning.” Op andere plaatsen van het
eiland zijn evenmin belangrijke noch goede lagen aangetroffen.
In de Omrnelanden van Benkoelen (monster No. 4 7 e n 4 8 )
was reeds in 1848 het voorkomen van steenkolen aldaar bekend,
en in 1856 werd de aandacht der Regeering er meer bepaaldelijk
op geve.?tigd. Een gevolg daarvan w'as, dat er een onderzoek
werd ingesteld, waarvan het rapport inhield, dat in Benkoelen
twee kolenvormingen voorkomen, welke in geologischen
ouderdom verschillen, dat de oudste vorming identisch is met
die van Oranje-Nassau op Borneo, dat alleen het onderzochte
terrein van Boekit Soenoer ’ ) als men aanneemt, dat slechts
*) Boekit = heuvel.