
stannde, gaafrandige, omgekeerd-eivormige, sfompe bladeren. (Talrijke,
kleine, droge vruchten, dicht opeengedrongen in ronde hoofdjes.) Zeldzame,
verstrooid groeiende boom, in loofverliezend bosch. Loofverliezend,
maar zeer kort kaal. Hout niet gebruikt. K .c n V . S .g . ?0.54; 0.56.
460. Moriuda citrifolia Linu. - Koedoe J. Mangkoedoe M. J.
Patjé J. Fjangkoedoe S. Patjè S. Sea Rt. Nenoe Amb. Komi-
komi Tern. Batvon-besar M. B a ja Mak. Java Z. I, van V.-
Indië, gekweekt en wild, tot in Polynésie.
Lage krorame boom (Hg. 3 - 6 M.) met groote, gaafrandige, glimmende,
tegenoverstaande, aan de twijguiteinden bijeen geplaatste bladeren,
met vleezige, groenwitte, „onechte” vruchten en tot een kogel-
vormig hoofdje bijeen geplaatste vuil-witte bloemen. Een altijdgroene.
vrij algemeene boom, die of op naakte kalkrotsen vlak aan zee òf
in ziltige kustmoerassen òf op rotsaohtig en zandig strand binnen het
bereik der branding groeit. Nooit in de vloedbosschen en evenmin in
het binnenland. Het hout wordt niet gebruikt. De sohors wordt algemeen
gebezigd tot het bruinverven van sarongs en andere kleedingstukken.
De vruchten worden rijp en rauw als ooft gegeten, maar
zijn niet smakelijk. De jonge bladeren worden gekookt als groente
gegeten, en ook als medicijn gebruikt. Hij wordt overal op Jav a in
de lagere streken door de inlanders aangeplant. K . en V. Zie Dr. M.
Greshoff, Nutt. Ind. Planten. S .g . 0.53; 0.60; 0.65.
461. Nauclea celebica Haviland. Popopojen Tl. Moeoemar Tl.
Moeoemar-rintek Tl. Masela Tt. Celebes. Boom.
462. N. fa^ifolia T .e tB . — Lasi Goront. Celebes. Molukken.
Het echte, voor huisbouw en meubels hooggeschatte ia s i-lio u t.
Deze soort schijnt in de Minahasa te ontbreken, doch is in Noord-
Celebes niet zeldzaam. Het hout zou vooral voor draaiwerk geschikt
zijn. K.
Zwaar van omvang, wat den stam betreft, doch niet hooger dan
onze iepen. Het geelachtige hout is tamelijk vast van weefsel en gemakkelijk
te bewerken. Is voor huisbouw, en in Europa wellicht tot
schrijnvverk, fe gebruiken. S.g. 0.75. St.
Misschien behoort tot deze soort: Morofala, Ternate, Halmaheira,
S.g*. 1.04.
463. N. lanceolata Bl. - Angrit S. Tengeh-tja-ah S. Pitjisan. J.
Wesen J. Poendoengan J. Pitjis J. Klepoe-pasir J. Büis
Mad. Wüis Mad. Java Z. I. II, Celebes.
Hg. 30 M. Stam vrij recht of zuilvormig, rolrond, zonder knoesten,
met ondiepe en niet zelden eenigszins gediaaide gleuven, bijna zonder
wortellijsten, hoog vertakt. Sohors grauw, met fijne, overlangsche
barsten, in erroote stukken afschilferend. Een algemeene, verstrooid
groeiende, altijdgroene boom, die bij voorkeur op voohtigeu grond
in sohaduwrijk bosch voorkomt. In W.-Java wordt het hout voor
huisbouw geroemd, maar in M.-Java om de hardheid weinig gebezigd. .
Voor cultuur aan te bevelen, zoowel voor reboisatie in niet te droge
bergstreken als voor wegenbeplanting; ook om het bruikbaro hout.
K . en V. S. g. 0.83. St. 0.72.
464. Psycbotria divergeus Bl. (Grumilea dlvergens Miq.). —
Endoh, Endok, ? Kedali J. Ki-mahoen, Moelioen S. Java,
bergstreken tot 1800 M. Groote heester.
Houtkenmerken. Sarcocephalus cordatus Miq.: Hout zacht. Spint
licht geel, kernhout beider geel. Poriën matig groot, nogal schaarsch,
meest als door overlangsche schotten verdeeld, in radiale lijntjes
tusschen do talrijke, smalle mergstralen, die zieh uitbuigen, waar zij
de poriën raken. G.
465. Sarcocephalus cordatus Miq. (Nauclea macrophylla Bl.,
N. grandifolia I)C.). - Gempol J. S. M. Klepoe-pasir J.
? Bjabon J. ? Handja S. ? Tjangkoedoe-lalaki S. Kajoe-mas
M. Seha Bt. Java Z. I. II, Celebes, Ceylon, Burma, Philippijnen,
Cochinchina, Australië.
Hg. 35 M. Stam meest recht, rolrond, zonder wortellijsten, veelal
met knoesten en bullen; schors effen grijs, dik met overlangsche
barsten. Gemakkelijk te herkennen aan den, dikwijls met knobbels
bezetten, rechten stam, de rechte, horlzontaie, primaire takken, de
groote, tegenovergestelde, vaak min of meer horizontaal geplaatste
bladeren, de kogelvormige, stinkende bloemhoofdjes, en het goudgele
hout. Een loofverliezende, soms min of meer gezellig groeiende, tamelijk
algemeene boom, die bij voorkeur op constant of periodiek droge
gronden voorkomt. Het hout wordt bijna nooit voor huisbouw gebruikt,
maar bij voorkeur voor de handvaten der ani-ani (rijstsnijmesjes). K. en V.
In de Philippijnen heet hij lianghal, en heeft er een geel hout,
dat voor huis- en bootenbouw en voor meubels wordt gebruikt. Ph. W .
S .g . 0.56 G. 0.55; 0.57; ?0.61; 0.62; ? 0.63.
466. S . dasyphyllus Miq. — ? Kajoe-pala, Oebar-paja. M. Paja
Mandhel. Sumatra.
Hooge boom. Voor stijlen wel gebruikt, maar weinig duurzaam. C.
S. g. 0 69.
467. S. suhditus Miq. (Niiuclea purpurea Zoll, et Mor. — N.
oxyphylla Miq.). — Gempol S. Tjangtjaratan S. ? Bangkal
S. Garoengang, Groemboeng, Baroemboeng, Baroembang
Sum. Java Z. I, Borneo, Sumatra, Malaka.
Hg. 15 M. stam vrij recht; sohors grauw. Een zeldzame boom, waarvan
geen nut bekend is. K . en V.
Een goede houtsoort, vast van weefsel en vrij hard, geschikt voor
meubelhout. De kleur is fraai hoog-oranjegeel. Voor den huisbouw
wordt zij veel gebruikt, daar zij sterk en duurzaam is. v. II. S. g.
0.85; 0.92.