
bouw. G. S.g. 1.02. - Kariskis-merah. Menado. S.g. 1.01.
- Kariskis-poeti. Menado. S. g. 0.63. - Samar-poeti. Ceram.
D a t i î c a c e a e . K.enV. 9 ; B . I . 2.
437. Octonieles luoluccaua Warb, - Wenoang Tt. Tl. Benoei Pk.
Mapopo Tt. Winoeang Rt. Binoang Tw. Winona Rt Koror
Tt. Celebes Z. I. II.
Een nogal algemeene woudreus van 60 M. hoog. Het hout is voor
planken en prauwen gezooht, ofschoon niet tegen weer en wind be-
sttincl. Ii.. o. g". 0.51.
Wenang, Benoang, Kajoe-palaka.
438. 0 . sumatrana Miq.
Sumatra.
sponsachtige houtsoort, grof van
„!!, Een aftreksel der bladeren dient als
geneesmiddel. v .H . S.g . 0.37; 0.48.
Houtkenmerken. Tetrameles nudiflora JS. B r .: Hout wit, zaoht. J a a rringen
gemarkeerd door een ring van dicht aaneengesloten poriën.
Porieu groot, vaak als door overlangsche schotton verdeeld, en in
korte, zigzagsgewijze dwarslijntjes. Mergstralen dun tot matig breed,
duidelijk, de afstand tusschen de mergstralen gelijk aan de doorsnede
der poriën. Ceilen van het houtweefsel groot. G.
4 3 9 . Tetrameles midiflora R. Br. - Winong J. GangganganJ.
Bindoeng Mad. Binong S. Wahangitas Rt. Bolang-itam Tl.
Kola-kola Tl. Java Z. I. II, Celebes, V.- en A.-Indië, Cevlon
Andamanen. “ ’
Woudreus. Hg. 45 M, Stam min of meer zuilvormig, maar met diepe,
hoog oploopende, breede gleuven, meestal zonder knoesten, met buitengewoon
sterke wortellijsten, hoog vertakt. Schors bros, donkergrijs of
grauw, vrp glad, en sleohts met fijne barsten, niet afschilferend, (Hart-
1 ormige bladeren.) In bloei- en vruchttijd eigenaardig. Hij is dan geheel,
of nagenoeg geheel bladloos, en draagt aan de kale takken tallooze,
siapneerhangende, groene bloemaren, die in uiterlijk weinig verschillen
van de vruchtaren. Een vrij algemeene boom,die verstrooid groeiend voorkomt
op periodiek droge gronden, in loofverliezend bosch. Het hout wordt
bl) voorkeur gebruikt voor kano’s. Yoor pakkisten is het bruikbaar en
ook voor fpdelijken huisbouw, mits onder dak. Volgens Gami/e zou
•I I ?® ? A H Qeeluste“ geschikt zijn. Het bevat geen kernhout en
T o i iT-"^ • 7 ; H goed te bewerken, kleur licht
geelachtig-grijs. Sculpt. S.g. 0.3 3 -0 .4 8 . P. 321. G. S.g. 0.29; 0.34.
440. Overige monsters:
Rtmo. Palembang. - Binoeanggali. Borneo. - Taboe Sumatra.
Voor telegraafpalen bÿ voorkeur gezocht. C.
A ra lia c e a e . K.enV. 7; B. I. 2.
Houtkenmerken. Araliaceae: Hout wit, meest zacht. Poriën klein,
meest nogal schaarsch. Vaak worden de jaarringen geteekend door
een lijn van grootere poriën. Mergstralen matig breed, niet zeer talrijk,
op radiale doorsnede als glanzende vlekjes. G.
441. Arthrophyllum diversifolium Bl. — Gompong S. Ki-djang-
kôran S. Poetjangan J. Beleg J. Jolok-hantu in Malaka.
Java Z. L II, geheele Mal.-Archipel, A.-Indië, Malaka, Andamanen.
Hg. 12 M. Stam vrij recht, laag bij den grond met dikke, slangvormig
kronkelende takken, rolrond, zonder knoesten, zonder wortellijsten,
beneden met ondiepe gleuven en eenige ringvormige, horizontale
verdikkingen. Aan de uiteinden der takken staan de reusaohtige,
soms tot 1% M. lange, samengestelde bladeren. Schors aschgrijs, glad,
met zeer fijne overlangsche barsten, soms met bleekgeelachtig sap. Een
algemeene boom, die bij voorkeur op vochtigen grond voorkomt in
altijdgroen bosoh. Het hout wordt onbruikbaar geacht. Hier en daar
wordt hij in reboisaties m. h. o. op irrigatie gebezigd. JT. en V. S.g.
0.45. B.
442. Heptapleurum rigidum Hassk. (H. longifolium Seem. i. p.
— Paratropia rigida DC. — P. longifolia DC.). — Bamd-
giling S. Panggang S. ? Sango-boana S. ? Talok-tangol S.
Ki-djangkorang J. Tanganan J. Sikandjar Sum. W.- en
M.-Java Z. II. III. IV.
Zeer lage boom, dikwijls als half klimmend en als epiphyt, laag
vertakt. Bladeren 6—8 fällig, gaafrandig. Een verstrooid groeiend,
soms algemeen boompje der alpine zone. Geen ander gebruik bekend
dan dat sommige deelen wel in inlandsche medicijn worden gemengd.
K. e n V .
443. Polyscias nodosa Seem. (Enpterou nodosum Miq.). — Kilangit
S. Poetjangan J. Beleg J. Bjaranan J. Mangle J.
Java Z. I. II, Philippÿnen.
Hg. 23 M. Stam recht, palmachtig, slank, zonder wortellijsten, gleuven
of doornen, hoog boven den grond in weinige, recht of schuin
opstaande, kandelaberaclitige takken verdeeld. Alle takken zeer dik
en min of meer slangachtig gebogen, aan de uiteinden de reusach-
tige, gevinde bladen dragend. Do sterk gelede gemeenschappelijke
bladsteel, die bij jonge boomen bijna 3 M. en bij volwassen boomen
nog tot meer dan 1 M. lang is, is zeer eigenaardig. Meterlange, zeer
rijk, doch regelmatig, vertakte pluimen met geelgroene, kleine bloemen.
Een niet zeldzame, verstrooid groeiende boom, die op allerlei standplaatsen
voorkomt. Nuttig gebruik is er niet van bekend. K .e n V .
S. g. 0.40.