
riaal Sumatra gezellig groeiend en geheele wouden vormend met een
paar andere boomsoorten. K . en V.
Timmerbout. C. Bll.
In Malaka Tiup-tiup en Medavg-petutu geheeten. Het hout is tamelijk
hard en zwaar, roodbruin en nogal onderhevig aan splijten. Het is geschikt
voor woningbouw en brandhout. S. g. 0.67—0.77. R. 0.66; 0.75 -0.76.
Houtkenmerken. E u r y a : Hout zacht, licht rood, dicht en fijn, gelijkend
op perenhout. Poriën klein of zeer klein. Mergstralen van twee soorten,
smalle en matig breede. Mergvlekjes duidelijk. G.
73. Eiirya acuminata DC. (E. euprista Kortli. E. liirsutula Miq.).
- Sadan J. Ki-kreset S. Ki-sapoe S. Ki-ivates S. Kajoe-ma-
marisa Tb. Salak Banka. Djira-koewanten of Bado-bado
Sumatra. Java Z. II, Sumatra, Celebes, V.-Indië, Malaka,
Ceylon.
Hg. 12 M. stam nogal recht, vrij hoog vertakt, zonder wortellijsten
of gleuven. Schors dun, bros, grauw, glad, niet afschilferend, met weinig
barsten. Eigenaardig door de roedevormige, njkvertakte, hangende
^ i jg e n en de zeer smalle, soherpgezaagde, kleine bladeren. Een in
West-Java algemeene boom, die, verstrooid groeiend, voorkomt op con-
stant vochtigen grond in heterogeen oerwoud. Het hout wordt als te
klein en weinig deugdzaam niet gebruikt. Cultuur aan te bevelen voor
reboisatie van kale borghellingen. K . en V.
In Malaka heet dit hout Malukut-jantan; een kleine boom, die bleek-
rood, fijn en hard hout levert, dat bij huisbouw als balken wordt
gebruikt. S.g. 0.91. R.
Goed brandhout. S. g. 0.75. P. 337. G. 0.68 ; 0.80.
74. E. japoiiica Thunb. v. phyllanthoîdes Dyer. (E. phyllanthoides
Bl.). - Djirah M. Sumatra. Sadan J. Java Z. II. III, Br.-Indië.
Hg. 10 M. Stam krom. Min of meer gezellig groeiend. Gebruik on-
bekend. K . en V.
Volgens Bois indust. is het hout zeer geschikt voor wagenboomen
en velgen.
Hout vrij fijn, niet hard, voor planken en brandhout. v. H.
Goed brandhout. S.g . 0.72. G. 0.77; 0.82.
75. Gordonia excelsa Bl. - Koemarakas-in-taïoen Tl. Marerer-
toewana Ts. ? Kimandjel S. ? Sapi S. ? Kisapi S. ? Mandjal
S. Java, op den Salak, Celebes, Malaka.
Hg. 25 M. Stam recht, zonder wortellijsten, zonder gleuven, zonder
knoesten, hoog vertakt. Schors bros, geelbruinachtig, in dunne, onregelmatig
_ langwerpige stukken afschilferend; met weinig, kleurloos, zeer
kleverig, gomachtig sap. Een zeer zeldzame boom, waarvan het hout
volgens Korth. fijndradig en roodachtig van kleur is. K . en V.
In Malaka heet hij Pagar-anak-jantan en is er een tamelijk groote
boom, met groote witte bloemen en langen rechten stam. Het hout is
bleekrood, middelmatig fijn van draad, geschikt voor woningen, balken
en booten. S.g. 0.95—1.04. R . 0.58; 0.64; ? 0.92.
K i
6 Laplacea integerrima Miq. (Haemocharis integerrima K. etV.
Gordonia ìntegerrima T. et B.). - Ki-mandjel S. Hoeroe-
mandjel S. Hoeroe-kemandjel S. West-Java Z. II.
Hg. 28 M. Stam zuilvormig, zonder wortellijsten, hoog vertakt. Schors
hard, grauw, met weinig barsten. Een zeer zeldzame, verstrooid groeiende
boom, die in sohaduwrijk oerwoud voorkomt. Het kernhout varieert van
bruinrood tot bloedrood, is gevlamd en zeer breed, en gaat geleidelijk in
het spint over. Het wordt hooggesohat voor meubels en om de sterkte
en duurzaamheid algemeen geroemd. Cultuur om het hout aan te be^
velen. K e n V . S.g . 0.71; 0.72; 0.78.
Saurauja tidstyla DC. forma celehica Miq. — Kapoja Tl.
Woekol Tt. Kapapojan Rt. Celebes Z. I. II.
Een in de Minahasa zeer algemeene boom van 10—15 M. hoogte.
Het hout der Saurauja-soorten werd vroeger gebruikt voor het maken
van vuur (door wrijving). K.
78. S. sp. (2 S. ferox Korth.). - Ingoe-ingoe Sumatra.
Voor planken geschikt. C. S .g . 0.36; 0.64.
79. Schima crenata Korth. (2 S. Noronhae Reinw.). - Madang-
boengkar, M'.-boengkal M. Borneo, Sumatra.
Goed timmerhout. C. v. H. S.g. 0.57; 0.63; 0.70; 0.75.
V I.
Houtkenmerken. Schima Noronhae Reinw. : Spint reukeloos, fijn, vuilwit,
smal ; kernhout geleidelijk in het spint overgaand, effen liohtgeel-
bruin of vuil vleesohkleurig, dof, fijndradig. Poriën bijzonder talrijk,
klein of zeer klein, gelijkmatig verspreid, ongedeeld. Mergstralen smal of
zeer smal, ongeveer even ver van elkander, zeer talrijk. Donkere en
lichter gekleurde concentrische banden wisselen met elkaar af, doch zijn
meestal slechts onduidelijk waar te iiemen. K . en V.
SO. S. Noronhae Reinw. - Foespa S. Poespa-merang S. Poespa-
bodas S. Poespa-beureum S. West-Java Z. II, Malaka.
Hg. 40 M. Stam zuilvormig, hoog vertakt, soms met zeer kleine dikke
wortellijsten, zonder gieuven, zonder knoesten. Schors tamelijk hard en
eenigszins bros, donkergrauwbruin, n o p l ruw met vele diepe, breede,
overlangsche barsten. Ja n ghuhn besohrijtt het eigenaardige uiterlijk van
dezen boom als volgt: Zonder den blik opwaarts te heffen, kan men
reeds bespeurcn, waar deze boom voorkomt, want allerwege, waar hij
groeit, is de bodem bedekt met een menigte groote, sneeuwwiite bloemen
(die bijzonder op theebloemen gelijken), of men herkent hem aan zijne
oneffene, gebarstene schors, terwijl hij zieh reeds in de verte ontwaren
laat aan de donkerkleurige, dichte loofkroon, die zieh op stati'gen, zuil-
vorraig georroeiden stam ter hoogte van 20—30 M. verheft; de rozen-
k leunge tint van het jeugdige loof van dezen boom, doet hem reeds op
«■rooten afstand in het oog vallen. Hij is altijdgroen, in W.-Java zeer
algemeen en komt dikwijls min of meer gezellig groeiend voor m con-
•stant vochtige streken, in altijdgroen oerwoud. Hout algemeen hoog