
T
•r-
'1
i ù
■i
■’r
+ i
; •
i l :
I
■:ik ; !
' ‘.I ■
r'f
.1’H
i
. ■
625. L. latifolia Bl. - Madang-padi M. Hoeroe-pajoeng-bodas S.
Java, Banka, N.-Guinea, Borneo.
S S ^ Hout lichtbruin, vast, maar eenigszins warrig.
626. L. mappacea Boerl. (Tetranthera inappacea Bl.). - Hoeroe-
boeèh S. H-medem S. H.-manoek S. Ki-kujuk S. TUoeroe-
dedek J. WAemah J. W.-koenjit J. M.- en W.-Java Z. II.
Hg. 14 M. Stam krom, kroon ijl, sohors met veel fijne, overlangsche
barsten, bros groengrauw. Vrij zeldzaam, in hete'rogeen oerwoud.
Hout met gebruikt. K .e n V . S.g. 0.44; ? 0.56.
627. L. Noronhae Bl. (Cylicodaphne ruhra Bl. - Tetranthera
rubra Nees - Lepidadenia rubra Miq.). - Ki-tales S.
Hoeroe-meuhmal S. H.-badak S. Meuhmal-beureum S. Wbe-
roe-gemplong J. ? Langoep Sumatra. ? Boeloengan-roehol
Palemb. Java Z. I. II.
Hg. 10 M. stam krom, knoestig, laag ve rtak t; kroon zeer ijl en
onregelmatig. Sohors vuilgrijs. Bladen zeer groot. Verspreid groeiend,
in heterogeen • oerhosch, meest zeldzaam. Hout bleekgeel, glanzend,
p o t, aromatisch. Geschikt voor huisbouw, maar meest te klein en
krom. Niet in cultuur. K .e n V . S.g. 0.29; 0.52; 0.55.
628. L. sebifera Bl. (Cylicodaphne sebifera Bl. - Lepidadenia
Wightiana Nees — Tetranthera Roxhnrghii Hassk. ~
Litsea Tetranthera Mirb.). - Tangkalak S. Woeroe-lilin J.
? Komesoe M. Maleh op Banka. Java.
Hg. 20 M. Stam krom, schors donkeraschgrijs. Van alle andere
boomsoorten te onderscheiden door den bladstand, daar grooto uitstaande
bladen afwisselen met kleinere, plat tegen den stam gedrukte.
Hout met gebruikt, vruchten gegeten. In de meeste dessa’s in de
Preanger uit zaad gekweekt. K . en V.
Uit de vruchten wordt een vot bereid, dat tot kaarsen gebezigd
wordt en teehnisohe waarde bezit. Kat. Tijdschr. XVIII. 410.
Zie verder Dr. M. Oreshoff, Nutt. Ind. Planten. S. g. 0.37.
629. L. sp. (Lepidadenia mag-niflca Miq.). - Madang-gandjanan-
djanten Sum. W.K.
Deze houtsoort is bijzonder licht en zaoht, fljn van vezel en grauw-
achtig wit yan kleur. Zij kan voor het bouwen van huizen gebruikt
worden, doch is meer voor planken en binnenwerk geschikt, dan voor
stylen, v. H. => j
630. L. sp. (Lepidadenia Seloangr Miq.). - Madang-seloewang
Sumatra.
Deze houtsoort is vrij fijn van vezel, nogal vast; wordt gebruikt
yoor het bouwen van huizen en is ook geschikt voor meubelen. v. H
o. g. 0.48.
631. L. sp. (Tetranthera hancana Miq.). - Madang-sekam, M.-
serai Banka. Riouw.
Goed timmerhout. C. S.g. 0.61; 0.69.
632. L. sp. (Tetranthera bandongana Miq,).
633. L. sp. (Tetranthera Forstenii Bl.). - Halaor, Halaor-da-
oen-nangka, Halaor-ketjü Amb. Molukken. Ceram levert de
beste exemplaren.
De boom is niet zwaar van omvang, en het hout, dat licht en gemakkelijk
te bewerken IS, heeft veel overeenkomst met medang-empelem
yan Sumatra. Plaatselijk dient het hout voor timmerwerk onder dak
doch sohijnt met duurzaam. Wordt volgens C. wegens den soherpeii
geur met door witte mieren aangetast. S .g . 0.47; 0.49.
Houtkenmerken. Machilus: Hout zacht of matig hard, fijn, grijs,
grijshruin of roodachtigbruin. Poriën matig groot of groot, sohlarsch,’
soms in plekjes, en vaak omgeven door los weefsel. Mergstralen smal’
tot matig breed, niet talrijk, glanzend op radiale doorsnede. O.
634. Machilus rimosa BI. - Hoeroe-leueur S. H.-leksa S. Ki-tales
S. Gelam S. Ki-salam S. Hoeroe-gambir S. H.-mentek S.
H.-poespa S. Ki-tedja S. Hoeroe-madang S. Ki-pedes S. Woe-
roe-djanggel J. W.-kemplong J. W.-sepet J. TalesanJ. Njampoe
J. Boeroeh Mad. Java Z. II. III, Burma.
Hg. 25 M. Fraaie, soms slanke, soms laagvertakte boom, in bloei
o.a. aan de rechtopstaande bloempluimen kenbaar. Stam met kleine
wortellijsten; schors dik, bros, grauw. Nogal algemeene, verstrooid
groeiende %om, in heterogeen oerhosch. Plaatselijk als bouwhout.
-By reboisaties reeds gebruikt. K .e n ,V . S.g. 0.58.
635. Nectandra saligna Nees & Mart. var. - Brazilië; in den
Plantentuin te Buitenzorg gekweekt. S. g, 0.56.
Tot dit geslacht behoort het G r e e n h e a r t (Nectandra Bodiaei
Hook.) Ult Britseh-Guiana, Brazilië, en tropisch Zuid-Amerika, dat
gebruikt wordt voor scheepsbouw en beschoeiingen ; het heeft weinig-
van paalworm te lijden. ®
636. Notaphoehe umbelliflora Bl. - Ki-kawat S. Hoeroe-mang-
gah S. Ki-tales S. Madang-kapas S. Ki-hèas S. Kendoeng J.
Tales J. Lolohan Mad. Konjeh Mad. Tjartjena Mad, Java
Z. I. II, Sumatra, Borneo, Malaka.
Hg. 20 M. Stam rolrond, bijna zonder wortellijsten, zonder knoesten
en gleuven, hoog vertakt. Schors bros, roodbruin en grijs, glad of
met fljne barsten, aromatisch riekend. Bladen stijf opstaand, donkergroen.
Kleur en reuk der bloemen op Aglaia odorala Lour, gelijkend.