
onderzeesche en landkabels te zamen gebezigde getah-pertja
werd op 32.000 ton aangenomen. In dien tijd bedroeg b v.
de totaallengte der met getah-pertja bekleede draden onder
de straten van Londen 17.000 Engelsche mijlen, wat met
ongeveer 375 ton van dit isoleermateriaal overeenkomt. In
den laatsten tijd vinden echter voor landkabels allerlei
andere, goedkoopere, isoleer-komposities aanwending.
Voor de omkleeding van draden met getah-pertja worden
deze van een rol afgewikkeld en door een cilinder gevoerd,
waarin verwarmde getah-pertja voortdurend wordt aange-
drukt en den draad omhult. Deze treedt door eene uitge-
slepen opening met isoleermiddel omgeven uit en komt
in een bak met koud water, waarin hij eenige malen heen
en weer gevoerd wordt, om na volkomen afkoeling op een
trommel gewikkeld te worden. Elke kabel wordt vervolgens
onderzocht op zijne isoleering en zijn induktiever-
mogen bij hooge spanning. Diepzeekabels worden bovendien
blootgesteld aan zeer hoogen waterdruk (tot 600 atmosferen)
en daarna elektrisch onderzocht. Defekten aan verbindings-
plaatsen of luchtblazen in de bekleeding kunnen ook met
Röntgen-stralen worden onderzocht.
De geharde (dus door extraktie van harsen grootendeels
bevrijde) getah-pertja wordt onder meer gebezigd voor de
vervaardiging van ballen voor het golfspel.
Vermeld moet nog worden, dat getah-pertja zieh evenals
caoutchouc laat vulkaniseeren tot „eboniet” ; van praktische
beteekenis is zulks echter bij dit artikel niet. B
1) In het museum bevinden zieh een aantal voorwerpen van getah-pertja
vervaardigd, als: rijzweepen, pantoffels, sohoenhakken, tabaksdozen, sigaren-
kokers, vaasjes, verder kranen, buizen, fleschjes voor fluorwaterstofzuur, golf-
ballen (uit geharde getah-pertja); eindelijk verschillende kabeldoorsneden
van Engelsch en Duitsoh fabrikaat.
K a
BALATA.
Het eenig bekende natuurlijke vervangmiddel voor getah-
pertja is balata, die het eerst in 1857 door onzen landgenoot
Prof. B le e k r o d e beschreven werd onder den naam
van „Surinaamsche getah-pertja”.
De ruwe balata van den handel is het gestremde en in-
gedroogde melksap van eenige boomen, die evenals de getah-
pertja-boomen, behooren tot de familie der Sapotaceeën,
n.l. 1. Sapota Mülleri of Mimusops K a u k i; 2. Achras B a la
ta ; 3. Mimusops B a la ta v. globosa, van welke drie de
laatste, ook we l „Bullet tree”, „Bully tree” of „Bolletrie”
genaamd, de voornaamste leverancier is. Het vaderland zijn
de drie Guyana’s en Venezuela. Voornamelijk in Ned. Guyana
is de uitvoer belangrijk; deze klom van 76000 K.G. in
1890, tot 870.000 K.G. in 1903, doch verminderde sedert
weder; in 1906 was de uitvoer 270.000 K.G. Van Ciudad
Bolivar in Venezuela werd in 1903 uitgevoerd 1.094.578
K.G. blokbalata, thans slechts weinig.
De balataboom, wiens hout wegens de roode kleur wel
den naam van „paardevleesch” draagt, kan een hoogte van
120 voet bereiken, en bezit een breed uitgegroeide kroon.
Gelijk bij de inzameling van caoutchouc en getah-pertja
is ook bij balata veel roofbouw toegepast, door eenvoudig
den boom om te hakken en het sap uit te laten lekken
Men verkreeg zoo 4 - 6 K.G. balata. Veel beter is natuurlijk
het eenvoudig aansnijden, hetgeen thans meer wordt
toegepast. Uit de zoo gewonnen melk wordt de balata afgescheiden
door koken of door verdampen in de zon, soms
ook door toevoeging van zuren.
Hf l i