
373.
374.
Rhizophora conjugata L.
Geheel Ms R mucronata Lam. Van die soort het gemakkeliikst door
de onbehaarde bloembladen te onderscheiden. 7i. en V. v. E. geeft noff
als inl. namen op B a la u , Banhil of Mangit M.
In Malaka heet hij A k it en levert daar bout, geschikt voor palen,
o. g. 1.01 — 1 05. ir.
Houteigensohappen. Rhizophora mucronata i a m . ; ’Spint lioht rood,
kernhout donkerrood, zeer h a rd ; splijt en trekt een weinig. Poriën
klein tot matig groot, vaak als door overlangsche schölten verdeeld,
nogal talrijk. Hout verdeeld in afwisselende banden met weinig en
veel poriën, zoodat de kleur afwisselend licht en donker is. Misschien
zijn dit jaarringen. Mergstralen smal, golvend, talrijk, eenvormig, op
onderling gelijke afstanden. Hun afstand ongeveer het dubbele van
de doorsnede der poriën. Op radiale doorsnede fraaie glans van de
mergstralen. G.
ß . mucronata Lam. - Bako-bako M. Tandjang J. Mad
Tandjang-brangga J. Hamoe Rt. Kantar Tt. Tb. Posi-posi
T], Lolaro Ml. Java, Celebes, Mal.-Archipel; van Japan tot
Australië en tot Oost-Afrika.
( iT f i M. Stam koit, laag vorksgewijze vertakt, op een groot
aantal boogvormige, dikke steltwortels rüstend. Deze veelal lV s -2 M
wo7;ift """gerot. Aan de dikkere takken meestal luchtiT
T n lL a u T ft™®’- overlangsche barsten, met een
T h T a 7l'®"*""gJ®'/"“ '“ trokkend-bitter smakend. Vrucht leder-
achti„. Gezellig groeiend in de vloedbossohen. Op .Tava wordthet bout
7'^wTd°pn De sohors schijnt daar niet gebezigd
f t n o T v lT zal in enkele streken (vooral aan J a v f ’s
noordkust) eenig vcordeel van deze uitgestrekte bosschen kunnen
h Z Z ? ‘rol<ken door veipachting tot het kappen van timmer- en
T fts + T r , 7% 7 ° b"®'- Deze bevat namelijk looistof,
^ 2 1 9 7 1 8 2 K. Zie verder E . eu F . 4,
z a iT ‘h n .T T 7 “T ” i® 7 ? - voorhanden, en levert een duur-
G “ o.tT oftsT T T T o sI 1665. S.g. 0 .7 8 -1 .1 7 .
375. Overige monsters:
Aroh. Sumatra. Grof en zacht, enkel gebruikt als brandhout.
V . H . - Aroh-rimbo. Sumatra. Als voren. v. H. -
? Balanti-djohar. Daj. Fÿn en zacht. « .Ä - Banko-taloen-
gm. Celebes. S. g. 0.74. - ? Makoeroenga. Menado. S. g.
0.39. — Soki. Batjan. — Tawi. Borneo.
COMBKETACEAE. K. eil V. 9 ; B. I. 2.
Houtkenmerken. Combretaceae: Hout hard tot zeer hard, meest met
duidelijk kernhout. Poriën van verschillende grootte, meest tot groepen
vereenigd, en omgeven door los weefsel. Mergstralen smal of zeer
smal, éénvormig, op onderling gelijke afstanden. G.
Id. van Lum n itze ra coccinea JF .e tA .: Hout geelachtig bruin, fljn
van draad, met vrij duidelijke, onregelmatige ringen, en kleine poriën,
in rijen, evenwÿdig aan de smalle, afgebroken mergstralen. R.
376. Lumnitzera cocciuea Wight et Arn. — Doekoek J. Doekoek-
ageng J. Taroentoeng S. Api-api Sum. Java Z. I. Van
Voor-Indië tot Australië.
Rÿkvertakte boomheester of kleine boom. Hg. 15 M. Sohors grauw.
Vooral in blad veel gelijkend op Ceriops, die op dezelfde plaatsen
groeit, doch door de scharlaken bloemen dadelÿk te onderkennen.
Vrucht een gladde steenvrucht, vuilgroen. Een altÿdgroene boom der
vloedbosschen. Het hout wordt zelden gebezigd. In strandstreken om
de fraaie bloemen voor tuinen wel aan te bevelen. K. en F.
Het hout is voor palen zeer geschikt, bestand tegen wormen en
zeewater. C.
In Malaka gebruikt voor assen van karren en dergelijk werk. S. g.
0.96. R. 0.86.
377. Termiualia Arjuiia Bedd. (2 Wight et Am .). - UVestelijk
Britsch-Indië, Ceylon.
Hooge boom. Te Buitenzorg gekweekt. v. E.
Schors glad, roodachtig grÿs, in dunne plaatjes afschilferend. S.g.
0.83—1.10. P. 806—820. G. S.g . 0.75.
378. T. hellerica Boxb. var. lauriuoides Clarke (T. laurinoides
Miq.). — Djaha J. S. soms Djaha-kling .1.; Hjaha-kebo J.
Hjaha-sapi J. Djeuheu Mad. Tawa-im-bolai Tl. Leka-sela Tl.
Java Z. I. Sommige andere eilanden van den Mal.-Archipel.
Woudreus. Hg. 50 M. Stam zuilvormig, met groote wortellÿsten,
hoog vertakt. Schor.s taai, grauw, nogal ruw, met veel overlangsche
barsten. Een loofverliezende, verstrooid groeiende, niet zeldzame boom,
die hÿ voorkeur op periodiek drogen grond, in loofverliezende wouden
voorkomt. Het hout wordt zelden gebezigd en weinig geacht. (Vruchten
sterk looizuurhoudend). K . en V. S. g. 0.56—0.94. P. 378—720. G. S. g. 0.60.
Houtkenmerken. Terminalia Catapp>a L .: Hout rood, met lichter
gekleurd spint, hard. Poriën matig groot, schaarsch, verbonden door
golvende, korte, concentrische banden van zaoht weefsel. Mergstralen
smal. G.
379. T. Calappa L. — Ketapcmg M. S. J. Doempajang Pk. Ta