
r a s ?
r i
het district Goenoeng Kendang der afdeeling Lamongan,
residentie Soerabaja, concessie verleend bij Besluit van
17 Mei 1892 en wel onder de benaming van „de twaalf
Dessa’s ”.
In het Koloniaal verslag van 1891 —1892 vindt men aan-
gaande deze Maatschappij het volgende medegedeeld:
„Op het terrein Djabakotta werden gedurende 1890 nevens
de reeds bestaande acht putten nog een tiental andere geboord,
waarvan slechts enkele bevredigende uitkomsten
gaven. Aan den Directeur der onderneming werd vergunning
verleend tot het bouwen eener raffineerfabriek aan het
Wonokromo-kanaal. Het emplacement der fabriek beslaat
ongeveer 2 bouws en is door een ingedijkte sloot van de
naburige erven afgescheiden. Aile gebouwen zijn bovendien
voorzien van brandvrije daken, zoodat voor de omgeving
weinig gevaar bestaat. Tevens werd vergund een ongeveer
7000 M. lange buisleiding aan te leggen van het ontginnings-
terrein naar de rafflneerderij, ten einde den duur en de kosten
van het transport der ruwe grondstof te verminderen. Het
door de onderneming in 1890 afgeleverd product bestond
in 26881 kisten à 35 Liter petroleum, 472800 Liter residu,
9015 Liter gasoline en 8625 Liter smeerolie, tegen 5569 kisten
petroleum, 73800 residu en 720 Liter smeerolie in 1889;
gasoline werd toen niet afgeleverd. De gemiddelde opbrengst
in 1890 bedroeg per werkdag 86 kisten petroleum.
In 1891 werden geproduceerd 79179 kisten (van twee
blikken van 36 L.) gezuiverde petroleum, voorts eene
belangrijke hoeveelheid residu en 48000 L. gasoline,
Het debiet der gasoline werd gedrukt, deels door den
invoer van elders, deels door den hoogen prijs, waarop de
voor die brandstof ingerichte lampen ter plaatse werden
gehouden.
Machine-oliën, paraffine en asphalt worden thans ook
aldaar bereid en zijn reeds handelsartikelen geworden.
De gewonnen petroleum vindt zelfs tegen den prijs der
23
Amerikaansche olie genoeg afnemers ; de benzine en het
residu zijn als brandstof zeer gewild, terwijl de smeerolie
0. a. bij de exploitatie der staatsspoorwegen aangewend
wordt. Ter vergemakkelijking van het vervoer werd een
aaneensluiting met Decauville spoor gemaakt naar de spoor-
weghalte Wonokromo.
Het laatste bericht over de Dordtsche Petroleum-Maat-
schappij komt voor in het Jaarboek van het Mijnwezen
van 1898.
De uit de Mijnconcessiën Djabakotta en de Twaalf D essa’s
verkregen ruwe olie, zoomede die uit een naburig onder-
zoekingsterrein, hetwelk in Januari 1896 is overgegaan in
hare hierna te melden mijuconcessie Lidah Koelon, werd
verwerkt in de raffineerfabriek te Wonokromo, welke met
6 à 8 ketels wèrkte. De productie aan geraffineerde petroleum
bedroeg in 1895 524.745 kisten. Van de uit de ruwe olie
verkregen bijprodukten vond de gasoline weder geregeld
afnemers. Het debiet van smeerolie nam toe van 8058 in
1894 tot 6473 kisten. Bovendien werden verkocht 137.044 K.G,
asphalt tegen 66000 K.G. in 1894. De proeven, ter hoofdplaats
Soerabaja genomen met het asphalt voor de bestrating der
groote wegen, gaven goede resultaten, zoodat in het vervolg
eene belangrijke toeneming der consumtie wordt verwacht.
Van lucigeen-olie werden verkocht 198 vaten en geleverd
aan de Staatsspoorwegen voor de verlichting der
= stations-emplacementen en aan de te Soerabaja gevestigde
machine-fabriek „de Nederlandsch-lndische industrie”.
De verkoop van residu, als brandstof in trek, steeg tot
9.507.300 L. Het verschuldigde vaste recht over 1895 bedroeg
voor Djabakotta / ’5450, dat voor „de Twaalf Dessa
’s ” f6 0 3 .
Wat de mijnconcessie Lidah Koelon betreft, deze grenst
aan „de Twaalf Dessa’s ” en is voor 75 jaar verleend aan
de Dordtsche Maatschappij ; zij schijnt nog geen petroleum
te leveren.