
chouc in benzol, zwaveikoolstof, chloroform, tetrachloorkoolstof,
petroleumaether, enz., vindt dus cigonlÿk een oplossen
van die vloeistof in de caoutchouc plaats, waarbÿ
deze opzwelt en eindelijk in een eenigszins vloeibaren toestand
overgaat, afhankelÿk zoowel van do hoeveelheid als
van den aard en ook de temperatuur van hot „oplosmiddel”
of „opzwelmiddel”. Van eene eigenlÿko oplosbaarheid,
in den zin zooals b.v. die van suiker in water, kan men
bÿ caoutchouc niet spreken, daarom zÿn dan ook oplos-
baarheidstabellen waardeloos. Als beste „oplosmiddelen”
voor de caoutchouc kunnen genoemd worden een mengsel
van 100 din. zwaveikoolstof en 6 —8 din. alkohol, dan de
destillaten van stecnkolenteor-olie (benzol, toluol, xylol),
daarna zwaveikoolstof en terpentÿnolie, en ook do door
drogo destillatie gewonnen caoutchouc-olie.
Men had al spoedig waargenomen, dat door zulke „oplosmiddelen”
de caoutchouc gescheiden werd in een oplosbaar
en eon onoplosbaar deel, en duidde die twe e als verschillende
modiñkaties aan, totdat Wei3er in 1900 aantoonde, dat beide
bestanddeelen verschillende chemische samenstelling haddon.
Wÿ vermeldden hierboven reeds, dat caoutchouc voor
gassen doordringbaar is. G raham onderzocht eenige gassen
op hun dili'usievermogon en vond, dat van deze de stikstof
het langzaamst, het koolzuur het snelst door oen caout-
chouc-membraan difl'undeeren, en dat de diflusie-snellieid
met do temperatuur toeneornt ‘j- Het is ook algemeen bekend,
dat de met waterstof of liclitgas gevulde ballonnetjes, die
men op do kermissen koopt, na verloop van tÿd ineen-
schrompelen, doordat het gas er uit difllmdeert met groo-
tero snelheid, dan de atmoaferische lucht er in gaat. Het
soortelÿk gowicht van zorgvuldig van lucht bevrijde caout-
I) Dit vüi'ldaavt ook, waavoin liot vullon van I'ijwiol- on autoniobiol-
bandon mot kool/.uui', dat indui't¡jd voorj;;oBtold on boprool'd is, {foon ing;ang
liool't kunnon vindon.
I
m
chouc bedraagt van 0.925 tot 0.967. Zÿ bezit een gering
p le idmgsvermogen voor warmte en elektriciteit; van het
laatste wordt in de techniek ruim gebruik gemaakt. Door
w iy v en wordt zij zelf elektrisch, welke eigenschap bij som-
nnge elektriseermachines toegepast is.
De samenstelling van de ruwe handelscaoutchouc is
ixls ^ volgt. Afgezion van het waterige sap, dat sommige
soorten nog bevatten en waarin door G ir a rd verschillende
suikersoorten in geringe hoeveelheden gevonden zÿn bestaat
het materiaal uit: ’
1«. haraen, die door alkohol, aceton en ook door de z.g.
caoutchouc-oplosmiddelen kunnen worden uitgetrokken ;
2”. de zuivere caoutchouc-substantie, die in alkohol en
aceton met „oplost”, wel in de op de vorige bldz. aangegeven
vloeistoffen;
3T verontreinigingen, die onoplosbaar zijn in de genoemde
vloeistolton, vooreerst de zooeven aangeduide „onoplosbare
modifikatie”, verder eiwitten, afkomstig uit het sap, ein-
delylv ziind, schorsdeeltjes eti andor vuil.
Eene eigenschap, die voor de fabrikatie van groot belang
is, is deze, dat de caoutchouc bij matige verwarming
door kneden eene zekere mate van plasticiteit of vormbaar-
heid verkrÿgt, die het mogelÿk maakt, dat men de massa
in vormen kan persen. Dit berust waarschÿnlÿk op ge-
deeltehjke z.g. depolymerisatie, d.w.z. vorming van kleinere
molekulen. Door afkoelen en eenigen tÿd bewaren krÿgt
zij iiare vorige elasticiteit terug.
Bij ± 0 verliest de caoutchouc hare elasticiteit en wordt
haid, bÿ langzaam verwarmen herwint zÿ hare vorige
eigenschappen. (Door vloeibare lucht afgekoold is caoutchouc
zoo bros als glas.) Boven 90° begint zÿ kleverig te worden,
I)« ± 120° vangt zÿ aan te smelten en is bij ± 180° eene
lialf vloeibare massa, die eerst na zeer langen tÿd weer
vast wordt. Bÿ hoogere temperatuur begint de z.g. droge
destillatie op te treden, dio gepaard gaat met ingrijpende