
IS: il
4i:
5,: i :■'
m
m:Ji'
li
Ji" 5
Jiif
I”?
:l:?
C. suaveolens BI. — Kendal J. S. Java Z. I.
Hg. 20 M. stam meest krom, laag vertakt, zonder wortellijsten,
rolrond, veelal met knoesten. Sohors dik, hard, grauw, afschilferend,
met diepe overlangsche barsten. Een vnj algemeene, verstrooid groeiende,
grootendeels loofverliezende boom, die in loofverliezende wouden voorkomt.
Hout alleen voor brandhout gebezigd. K . en V. S. g. 0.46.
542. C. snbcordata Lam. — Poernamasada J. ? Klima-sada J.
? Morma-sada J. Java, Z. I. I ll, Karimon-djawa, Trop.-Azië
on Australië.
Hg. 10 M. Stam meestal krom en laag vertakt. Sohors grauw. Bloemen
fraai oranjerood, met vergroeidbladige kloemkroon. Hij komt,
verstrooid groeiend, voor op koraalstrooken aan het strand en op dorre
plaatsen in het hooggebergte. Het hout is voor wapengevesten gezocht.
Cultuur aan te bevelen als sierboom en om het hout. Voor
kleine wegen als allée-boom geschikt. K . en V.
Het hout, dat in kleur en g-eaardheid overeenkomst heeft met
notenboomenhout, is tamelijk vast van weefsel en gelijkt, tot meubelen
bewerkt, ook veel op palisander. S. g. 0.69. St.
543. C. siibpubescens Due. — Kanoeah Timor.
Voor geweerkolven gezocht. C. S. g. 0.62.
Houtkenmerken. E hretia: Hout licht bruinachtig- of geelachtig wit,
matig hard, fijn. Poriën klein, in radiale lijntjes of verspreid, bij sommige
soorten grooter in het voorjaarshout en dan de jaarringen teekenend.
Mergstralen smal tot matig breed, regelmatig. G.
544. Ehretia javaniea Bl.
S. Java Z. II.
Kendal J. Kendal-kebo J. Ki-bako
Hg. 30 M. Stam recht, hoog- en diep-gesleufd, bijna zonder wortellijsten.
hoog vertakt. Schors dun, taai, grauw, niet ruw, met overlangsche
barsten. In blad niet in het oog vallend, maar in bloei de
aandacht trekkend. Dan is de kroon van dezen hoogen boom geheel
bladerloos en wit vau de bloemen. Hij groeit verstrooid, op constant
vochtigen en ook op periodiek drogen grond. Houteigensohappen
onbekend. Bij reboisatie van kale berghellingen aan te bevelen.
K .e n V . S .g . 0.45; 0.48.
545. Overige monsters:
Kenawang. Sumatra. Een niet groote woudboom, zeer fijn en
zacht. De inlander gebruikt het hout voor brandhout. v. H. —
Melasirah, Mesorah. Sumatra, Banka. Een niet grove, nogal
zachte houtsoort, geschikt voor huisbouw. Wordt voor
brandhout gezocht. v. H. — Nonang-kalo. Tondano. —
Sala-moeli-itam. Menado. S.g. 0.53. — Sala-moeli-merah.
Menado. S. g. 0.73. — Sali-moeli. Batjan, Halmaheira, Ter-
5 4 6 .
5 4 7 .
nate. S. g. 0.43. — Sali-moeni. — Sikap-beureum (Ehretia
sp.). Java. Brandhout. C. S.g. 0.73. — Teo-teo. (Cordia sp.).
Celebes. Voor materialen bij huisbouw. G. S.g. 0.37; 0.38.
S o l a n a c e a e . K.enV. 9 ; B. II. 2.
Solanniu grandiflorum Ruiz et Pavou. Peru. Op Java gekweekt.
Fraaie sierboom, met groote, op aardappelbloesem gelijkende, paarse
bloemtuilen, en groote vinlobbige bladeren; met rechte, niet talrijke
stekels, en groote 4-hokkige vruoht, aan den voet door de opgeblazen
kelk omgeven. K . en V.
B i g n o n i a c e a e . K.enV. 1; B. II. 2.
Houtkenmerken. Bignoniaceae: Poriën meest matig groot, omgeven
door ringeu of vlekjes van los weefsel, die vaak samenvloeien tot min
of meer afgebroken concentrische ringen. Poriën vaak met hars gevuld.
Mergstralen smal, regelmatig-. G.
Dolicliandrone Rlieedii Seem. — Ki-djaran S. Djaran J.
Kajoe-pelok J. Kajoe-pelompong M. Sangi Tl. Polenoet Tt.
Java Z. I, Mai.-Archipel, V.- en A.-Indië.
Hg. 15 M. Stam zeer krom, laag vorksgewijze vertakt, zonder gleuven,
zonder wortellijsten. Sohors dik, taai, grauw of grjjsbruin. De
bladen gelijken bedriegelijk op die van Odina Wodier {Koeda-hoeda
M. Kajoe-djaran J.). Evenwel heeft die veel, en Dol. geen gom in de
sohors. Een boom met grooto, witte, welriekende bloemen, die in den
oostmoesson de bladeren verliest, en nooit gezellig groeit. Komt nogal
algemeen voor in de vloedbosschen. Het hout -n-ordt als te weinig
duurzaam niet gebruikt. Op Karimon-djawa gebruikt, als surrogaat
voor kurk, voor drijvers van visohnetten. K. en V.
In de Minahasa maakt men van dit hout scheeden en gevesten van
wapens. K.
S.g . 0.51—0,62. G.
648. Milling'tonia liortensis L. — Sekar-poetih J. Potean Mad.
Achter-Indiö. In Voor-Indië en op Java gekweekt. (Banjoewangi).
Een fraaie hooge boom met dubbel gevinde bladen en welriekende,
zuiverwitte bloemen in groote pluimen. In Britsoh-Indië veel in lauen
tot sieraad gekweekt. Brandis.
Hout zacht. S.g . 0.58—0.64. P. 610. G. S.g. 0.53; 0.68; 0.70.