
TOEPASSING VAN HET NATUURLIJKE GAS.
Volgens Stoop dateert de eerste toepassing van het gas van
het jaar 1821, toen te Fredonia het natuurlijke gas voor
straatverlichting gebruikt werd. Later werd het op grooter
schaal gebruikt in verscheidene steden der petroleum-districten,
zooals Titusville, Oil Oity, Bradford en Orlean. Het
diende daar voor straat- en huis verlichting, voor verwarming
der vertrekken, tot ontwikkeling van stoom en het
verhitten van ijzer en staal.
In 1878 werd bij Murraysville bij Pittsburg een put geboord,
die geen petroleum maar een ontzaggelijken stroom
gas leverde. Aan dat gas werd niet veel aandacht geschonken,
daar men meende, dat de uitstrooming wel spoedig
zou ophouden. Vijf jaren lang had echter de gasstroom
reeds geduurd, zonder dat vermindering was waar te nemen
en men schatte, dat toen reeds een equivalent van 1.800,000
ton steenkolen aan gas was uitgestroomd. Toen eerst kreeg
men vertrouwen in de nieuwe brandstof en het boren van
gasp Litten en het leggen van buizen geschiedde met zulk
een voortvarendheid, dat in 1885 het brandstofverbruik van
Pittsburg reeds voor de helft, dat is 10.000 ton kolen daags,
door het natuurlijke gas was vervangen.
Millioenen dollars zijn sedert aan boringen uitgegeven,
die slechts bij uitzondering de gewenschte uitkomst opleverden,
doch somtijds tot de ontdekking leidden van nieuwe
petroleumbronnen.
De waarde als brandstof is zeer verschillend ; Ohance neemt
aan, dat gemiddeld 30.000 kub. voet gas gelijk staan met
1 ton steenkolen, en er zijn putten, die jaren lang het
equivalent van 1200 ton steenkolen daags opleveren. Ook
de drukking verschilt en men meent, dat die verschilt
tusschen 50 ea 66 atmosfeer.
Men treft het gas gewoonlijk aan in gemeenschap met
de petioleum, zoodat het uitzondering is als men een put
met gas zonder petroleum en een petroleum put zonder
gas vindt.
Somtijds vindt men veel gas in de zandsteenen, die boven
het petroleumvoerend niveau liggen; het is dus van belang
om te weten, waar zich in het oliezand het gas in groote
massa heeft opgehoopt. Over dit punt is veel gescbreven o.a.
door Oh. Aschburner, J. Oarll, J. 0 White, E. Orton. Als water,
petroleum en gas zich in een poreuse laag bij elkaâr bevinden
en die laag in plooien wordt gebogen, dan zal het gas, het
lichtste zijnde, zich in de toppen der anticlinalen verzamelen
en het is dus rationeel om op de ruggen der anticlinalen
naai gas te zoeken. Dit is dan ook door de ondervinding bevestigd,
hoewel men toch ook veel gas in de bronnen der
synclinalen heeft aangetroffen. Als er zout water aanwezig
is, kan dit aanleiding geven tot verstopping van het boorgat,
omdat het daarin bevriest ten gevolge van de groote koude
door de uitzetting van het gas in de lucht ontstaan.
In den aanvang hebben vele ontploffingen plaats gehad
ten gevolge van lekkende pijpen. Het regelen der drukking
is een belangrijke questie; deze heeft plaats door automatisch
werkende regulatoren, die het gas steeds onder de
gewenschte drukking houden.
De voordeelen van het natuurlijk gas als brandstof zijn
o.a. dat het verhitten van ijzer, staal en glas sneller en
gelijkmatiger geschiedt, dan zulks met steenkolen het geval
i s , het smeedijzer op die wijze door puddelen verkregen
is van beter qualiteit en wordt hooger betaald.
De verbranding geschiedt rook- en roetvrij, dat zoowel uit
een hygienisch als zindelijk oogpunt te verkiezen is. Voor
verwarming van vertrekken is het gemakkelijk, daar men