
eetbare besvruchten, grof gezaagde, omgekeerd eivormige bladeren,
eu mannelijke bloemkatjes. Hij groeit veelal gezellig in kleine berg-
top-wouden. Het hout is voor brandhout in die streken gezocht. Sedert
oen aantal jaren is van deze boomsoort met veel succès gebruik gemaakt
bij de herbewouding van kale berghellingen, o. a. op den
Sendara en den Merbaboe. De vruchten worden door vogels verspreid,
on daardoor breidt zich deze boomsoort spontaan sterk uit. Voor
reboisaties zeer aan te bevelen. K .e n V . S.g . 1.25.
772. M. longifolia T. et B. — Woeroe-gesik J. Woeroe-tjangkok
J. Meninggar J. Java Z. III.
Hg. 10 M. Stam krom, laag vertakt. Schors grauw. Door de gaafrandige
en veel smallere bladeren is deze soort van de vorige to
onderscheiden. Een altijdgroene, zeldzame, verstrooid groeiende boom
der bergwouden. Nut is niet bekend. K .e n V . S.g. 0.78; 0.80.
773. Myrica sp. Mengkikir. — Banka.
Goed brandhout. C. S.g. 0.87.
C u p u l i f e r a e . B. III. 1. K.enV. behandelen een gedeelte
dezer famille als F a g a c e a b in deel 10.
Houtkenmerken. Cupuliferae: Hout wit, grijs of bruin, zelden van
zeer donkere kleur. Poriën van verschillende grootte, en meest in
radiale of schuine, vaak zich vertakkende lijnen en groepen. Mergstralen
smal en duidelijk zichtbaar; naast deze smalle mergstralen
komen in de meeste geslachten breede (soms zeer breede) voor, die
samengesteld zijn uit dicht op elkaar gedrongen smalle. Meestal is op
radiale doorsnede een duidelijke teekening door de glanzende vlakken
der mergstralen, terwijl de groote poriën daar tevens goed zichtbaar
zijn. (?.
Id. van Casfanopsis: Hout grijs, matig hard tot hard, weinig onderhevig
aan splijten en trekken, duurzaam, vaak met golvende concentrische
lijnen. Poriën groot, in golvende, radiale handen, duidelijk
zichtbaar op verticale doorsnede. Mergstralen gelijk van breedte,
zeer smal, en op onderling gelijke afstanden. G.
774. Castanopsis argentea A. DC. (Castanea argentea BL). —
Saninten S. Sarangan J. Eetbare javaansche k a s t a n j e .
Java westelijk van Samarang Z. I. II, Mal.-Archipel,
Vaste] and van Indie.
Hg. 25 M. Stam vrij recht, laag vertakt met zware takken, nagenoeg
zonder wortellijsten, maar meest met gleuven. Sohors bros, donkergrauw,
ruw, met overlangsche barsten. Bladeren van boven glanzend
donkergroen, van onder zilvergrijs of zilverwit met sterken metaal-
glans. De stekelige vruchten op den grond verraden de standplaats
van dezen boom. Verstrooid groeiend, maar in sommige streken veelvuldig
voorkomend. Groeiplaats hoogstammig oerwoud op constant
vochtigen grond. Hot hout wordt om sterkte en duurzaamheid (voor
huisbouw) geroemd, doch minder dan dat van de C. javanica {hi-
hioer). De zaden worden gegeten, en doen weinig onder voor die van do
europeesche tamme kastanje. Voor veredeling aanbevolen. Bij reboisatie
m. h. o. op irrigatie reeds met suoces in M.- en "W -Java gebezigd, gemengd
tusschen anJere boomsoorten. K .enV . S.g. 0.75; 0.82. Sculpt.
775. C. javanica A.DC. (Castanea javanica Bl. — C. costata
Bl. — C. brevicuspis Miq.). - Ki-Moer S. soms Kalimòrot
S. Bij stammen met talrijke zijloten: Eioeng-anak S. Ki-
rioeng S. Eioeng-goenoeng S.; Barangan Sum. W.-Java Z.
I. II, Mal.-Archipel, Malaka.
Hg. 40 M. Stam recht, rolrond, met knoesten, vaak met wortellijsten,
meest nogal laag vertakt. Sohors bros, grauw, niet zeer ruw, maar
met overlangsche barsten. Bladeren van onderen dof-lichtgeelbruin,
kaneelbruin of liohtroodbruin, zelden als van C. argentea. Jonge
vruchten eigenaardig, doordat de vruohtstekels in gordels zitten. Een
algemeene, verstrooid groeiende boom, in altijdgroen oerwoud, op constant
vochtigen grond. Hout voor huisbouw geschat, en vrij veel
gebezigd, meer dan dat van andere Cupuliferae. Voor wegenbeplanting
in de bergstreken en voor blijvende reboisaties ter proefneming aanbevolen.
K . en V.
In Malaka heet hij Kata-tangga. Het hout is lichtrood tot reekleurig,
somtijds geel getint. Een inférieur hout, zwaar, dat dikwijls splijt.
Het wordt gebruikt voor schalen en andere huishoudelijke artikelen.
S .g . 0.80—0.93. B. ?0.61; ?0.75; 0.76.
776. C. Tun^urrut A. DC. (Castanea Tungurrut BL). - Toeng-
geureuk S. Toenggoeroet S. Kalimòrot S. Kalimbòrot S.
W.-Java Z. I. II, Sumatra.
Woudreus. Hg. 40 M. Stam niet zelden zuilvormig, rolrond, zonder
knoesten, en nagenoeg zonder wortellijsten of gleuven, hoog vertakt.
Sohors bros, grauw, niet zeer ruw, maar met diepe overlangsche
barsten. Bladen van onderen grijsaohtig, doch zonder den fraaien
metaalglans van C. argentea. Een zeer verstrooid groeiende, plaatselijk
veelvuldige boom der vochtige, altijdgroene wouden. Hout voor huisbouw;
minder geacht dan dat der beide andere C.-soorten. K .e n V .
S.g. 0.60; 0.71.
777«. Quercus.
Bijna alle soorten van dit geslaoht worden op Java steeds Pasang
J. S. Kasang Mad. of Masang Mad. genoemd. Door het daarachtor
plaatsen van een tweeden naam ondersoheiden de inlanders de
soorten. Daarbij hebben echter meestal zooveel vergissingen plaats,
en bestaan zooveel plaatselijke verschillen, dat het raadzaam is,
op deze namen niet voor de determinatie der soortnamen te vertrou