
VI. 52 monsters, ontvangen van het Departement van Marine,
en op last van genoemd département onderzocht en
beschreven in de Mededeelingen betrekkelijk het Zeewezen,
deel V.
VII. 25 monsters, ontvangen van den heer v a n D e u n S r . , te
Roermond.
Benevens eenige afzonderlijke monsters, van verschillende
personen ontvangen.
Tot de beschrijving dier houtsoorten is gebruik gemaakt van:
De beschrijvende catalog! (in handschrift), behoorende bij de
verzamelingen onder I en I I vermeld.
F. A. W. M i q u e l . Flora Indiae Bata^ae. 1855—’59.
J. K. H a s s k a r l . Catalogus Plantarum in Hort. Botan. Bogoriensi
cultarum. 1844.
Aanteekeningen over het nut, door de bewoners van
Java aan eenige planten van dat eiland toegeschreven.
Amst. 1845.
G. J. F i l e t . De Planten in den Botan. tuin bÿ het groot mil.
hospitaal te Weltevreden. Bat. 1855.
De inlandsche plantennamen, bÿeenverzameld en in
alph. volgorde gerangschikt. (Nat. Tÿdschr. v. Ned.-Indië,
XIX, 1.)
W. L. DE S t u e l e e . Beschrijving der houtsoorten van Ned.-Indië.
(Tÿdschrift der Ned. Maatschappij ter bevordering van
Nijverheid, 1866.)
Catalogue descriptif des espèces de bois de l’Archipel
des Ind. or. Leiden. 1867.
J. E. T e y s m a n n en S. B i n n e n d i j k . Catalogus van ’s Lands Plantentuin
te Buitenzorg. 1866.
Aanteekening van inlandsche plantennamen van Bangka.
(Nat. Tijdschr. van Ned.-Indië, XXVII, 236.)
S. K u r z . Korte schets der vegetatie van het eiland Bangka.
(Nat. Tijdschr. van Ned.-Indië, XXVII, 27.)
Ook de Observationes Phytographicae van J. E. T e y s m a n n en
S . B i n n e n d i j k en Dr. R. H. C. C. S c h e f f e r , en de verspreide
geschriften van genoemde onderzoekers, alsook die van B l u m b ;
D E V r i e s e , Z o l l i n g e r , J u n g h u h n en H a s s k a r l , zijn geraad-
pleegd, terwijl van de beschrijving en van Indische houtsoorten
door de heeren y a n R e e s , H o l l e , S c h i l t h u i s , M o l l i e r en
anderen, voorkomende in de Tijdschriften van de Ned.-Indische
Maatschappij van Nijverheid en Landbouw en van de Koninklijke
Natuurkundige Vereeniging in Red.-Indie, mede is kennis genomen.
Voor de nomenclatuur is het groote werk van M i q u e l gevolgd,
evenwel met enkele wijzigingen, waar de latere onderzoekingen
van T e y s m a n n en S c h e f f e r dit noodig hebben gemaakt.
Bij de opmerkingen omtrent de verschillende houtsoorten, heb
ik^ zooveel mogelijk de bronnen aangewezen, waaraan ze ontleend
zijn. Opmerkingen van andere schrijvers dan die der hij de verzamelingen
behoorende catalogi, heb ik alleen dän overgenomen,
als de wetenschappelijke namen bekend waren, en omtrent de identiteit
geen twijfel bestand. — Waar ik eenigszins heb getioijfeld,
is dit door een ? aangewezen.
Door dezen catalogus is, hoop ik, voor mijne belang stellende
vrienden in Ned.-Indië de weg gemakkelijk gemaakt om de verzameling,
in het Koloniaal Museum aanwezig, allengs met de
mtbrekende houtsoorten aan te vullen, waarvoor ik mij dringend
blijf aanbevelen. Met het oog daarop moet ik hier vermelden,
dat eeyiige houtsoorten, behoorende tot de verzameling No. I, bij
de aankomst uit Indië hare etiketten hadden verloren, waardoor
zij niet met zekerheid konden herkend worden.
Het is mijn innige wensch, dat mijn arbeid van eenig nut
möge zijn tot vermeerdering der kennis van een der belangrijkste
voor tbr eng seien van Nederlandsch-Indië, en vooral möge streiken
tot bevordering van eene meer en meer doelmatige exploitatie
en technische aanwending van de houtsoorten in Ned.-Indië
ze lf Ik acht het toch van het hoogste belang, dat aldaar tegen
eene roekelooze uitroeiing der deugdelijkste en edelste woud-
boomen worde gewaakt, en deze door aanpianting zooveel mogelijk
worden vermenigvuldigd. - Ik loijs hier onder anderen op eme
mededeeling van den heer Dr. S c h e f f e r , Directeur van ’s Lands
Plantentuin te Buitenzorg, {Verhaal van een paar dienstreizen
in de ass.-res. Buitenzorg ; Nat. Tÿdschr. van Ned.-Indië, XXXII),
volgens welke de prächtige rasamala-boomen, vroeger zoo talrijk
f e