
1 8 0
II' >■
<•{ i»:
0 J '
: r ?
1 î ■
A '\ I
'4>
I ' l
-ii
¡..t ■
537.
538.
Indische houtsoorten gesteld wordt, hot djati van Jav a niet uitgezon-
derd, is lichtbruin, met gele vlammen en heeft een vast weefsel met
golvenden draad. Algemeen wordt door de lioofden daarvan gebruik
gemaakt voor den bouw huimer huizen, en bepaaldelijk voor de stijlen
daarvan. De deugdzaamheid blijkt vooral daaruit, dat het langer dan
eenige andere soort tusschen water en luoht ongedeerd blijft, en ook
de witte mieren het niet aantasten. Het is niet warrig en laat zich
op de draaibank gemakkelijk bewerken. Voor meubels ia het bijzonder
geschikt. De bloemen hebben een aangenamen geur, waarom men den
boom gaarne in de nabijheid der huizen plant. lIssJc.
In de Philippijnen heet deze boom Urung on levert er een hout,
waarvan de eigenschappen dio van ieah evenaren. Ph. W.
In Malaka heet hij Tenibusii. Bast dik, diep gegroefd; bladen lan-
cetvormig, bloemen klein, geel, in trossen, bessen klein, rood. Hij groeit
daar in open land, dikwijls nabij de zee, en wordt er zelden in wouden
aangetroften. Op zandige gronden bereikt hij flinke afmetingen. R.
Hout geel, zeer goed te bewerken. Sculpt. S.g. 0.85 —1.04. P. 553—980.
G. S .g . 0.64—1.02. R. ?0.52; 0.74; 0.77, 0.86; 0.91; 0.95; 0.99.
Houtkenmerken. Strgehnos Nux-vomica I ,.: Hout wit, later geel-
aohtig grijs wordend, hard, dicht, duurzaam, geen kernhout; geen
jaarringen. Poriën van twee soorten: groote poriën, die zeer sohaarsch
zÿn, en zeer kleine, talrÿke poriën, die in onregelmatige, vertakte
groepen zÿn geplaatst, welke verbonden worden door concentrische
en schuinsche witte lÿnen. Op dwarse doorsnede is daardoor de teekening
zeer eigenaardig. Mergstralen wit, smal en matig breed, talrÿk,
duidelijk uitkomend in het donkerder weefsel. De groote poriën, die
zich op overlangsche doorsnede voordoen als witte strepen, zÿn gevuld
met een wit mergweefsel en vertakken zich soms. Missohien zÿn
het interoellulaire kanalen. G.
Stryclinos Nux-vomicii L. — Inl. namen onbekend. ? Java,
? Timor, Burma, V.- en A.-Indië, tot 1300 M. zeehoogte,
? Noord-Australië.
Hg. 13 M. Stam nogal recht, sohors grauw. Een loofverliezende
boom, waarvan nog niet zeker is geconstateerd, dat hÿ op Jav a voorkomt.
Het hout wordt in Burma voor meubels, ploegen enz. benut.
Het zaad is de in de geneeskunde veel gebruikelÿke N u x vomica,
waaruit strychnine en brucine bereid wordt. De aanplant van deze
boomsoort is met het oog op de groote handelswaarde der zaden, die
o.a. uit Br.-Indië geregeld uitgevoerd worden, en m. h. o. op de geringe
eischen aan de vruchtbaarheid van den grond, bÿzonder ter
proefneming aan te bevelen, vooral in de djatibosohstreken. K .e n V .
S.g. 0.78—1.04. P. 623 — 1160. G.
S. Nux-vomica L. foi-ma (iepauperata Miq. — Kajoe-oelar,
Bidara-pahit Java.
Een zeldzame heester, waarvan het hout volgens Teysmann Ma go-
neesmiddel wordt gebruikt. Het gewoonlÿk gebruikte s l a n g e h o u t
of Bklara-laoet komt van Eurycoma (fam. Simarubaceae).
539. Overige monsters:
Tembesoe-angin. Sumatra. Zeer deugdzaam. v. H. — T.-ba-
wang. Sumatra. Zeer gezocht voor huisbouw en meubelen.
G. S. g. 0.67. — T.-boekit. Sumatra. — T.-kapoer. Sum. Uitstekend
hout. V. H. — T.-karto. Borneo. — T.-langkanang.
Sumatra. Ook dit hout is van zeer goede hoedanigheid.
V. R. — T.-paja. Sumatra. — T.-rawang. Sumatra. In de
Lampongs wordt het, evenals dat van de T.-talang, beschouwd
als een der deugdzaamste en hardste houtsoorten.
Het wordt er gelijk gesteld met djati, zelfs daarboven, en
levert prächtige planken. Ind. Gids. 1885. — T.-talang.
Sumatra, Borneo, Riouw. Een boom van 25 M. hoogte, en
soms 75 cM. dikte. Groeit op hooge, eenigszins droge
gronden, doch niet gezellig. Ook deze wordt in sommige
streken van Palembang aangekweekt en behoort tot het
kajoe-radja. Het hout, dat in kleur en geaardheid wel
eenige overeenkomst heeft met grenenhout, is weeker dan
T.-renah en minder vast van weefsel, doch gestrekt van
draad, zoodat het zich uitmuntend laat bewerken. Plaatselijk
wordt daarvan bijna uitsluitend gebruik gemaakt
voor de planken beschotten van de woningen der hoofden,
waartoe het zeer geschikt is. v. E. S. g. 0.66. St. Sculpt. —
T.-tekoejoeng. Sumatra. Keurig werkhout. v. H. — T.-tem-
baga. Sumatra.
B o r a g i n a c e a e . K.enV. 7 ; B . II. 2.
Houtkenmerken. Boraginaceae: Algemeen geldende kenmerken voor
de houtsoorten dezer familie bestaan niet. G.
Id. van Cordia: Poriën verschillend van grootte, meer of minder
verbonden door concentrische, vaak afgebroken, ringen van los weefsel.
Tusschen deze ringen liggen ringen van donker weefsel, waarin de
mergstralen duidelÿk uitkomen. Deze zÿn smal tot breed. Eenige
soorten hebben hard hout, dit gelijkt dan op goed djatihout en is
duurzaam. G.
Cordia hantamensis Bl. — Kendal J. Java Z. I. Slechts
3 M. hooge heester. K. en V.
.■meÉmÊÊimm.