
m
sluitend in loofverliezend bosch. Hout van geen nut. De vruchten
(bolvormige steenvrucht) der wilde soort worden eetbaar geacht en die
der te Samarang gekweekte boomen als smakelijk geroemd. K .e n V .
Hout gebruikt voor zadels, landbouwgereedsohappen, bedstijlen en
dergelijke, en voor brandhout. S.g . 0.69—0.86. P. 495—672. G.
S.g. 0.66; 0.71; 0.76; 0.82.
235. Overige monsters:
Colubrina asiatica Broiign. Plantentuin. — Kalempasiüu
(Zizyplms sp.) Celebes. Voor buisbouw bruikbaar. G. S.g.
0.84; 0.89.
A m p e l i d a c e a e . K.enV. 9; B. I. 1.
236. Leea augnlata Miq. — Lengki J. Kajoe-boaja J. Ribaja J.
Ki-boaja S. Java Z. I, Malaka, Nikobaren.
Hg. 14 M. Hoofdstam recht, slank, rolrond, zonder gleuven of
knoesten, dicht gedoornd, zonder wortellijsten, soms op groote stelt-
wortels, hoog vertakt. Naast den hoofdstam meest eenige dicht gedoornde,
fraai groene, lijnrechte nevenstammen. Schors dun, bros,
donkergrijs, nogal glad, met veel fljne, overlangsche en dwarse
barsten. Bladeren 2—3-maal gevind. Nogal algemeene, verstrooid
groeiende boom, op periodiek drogen grond, in altijdgroen en in loofverliezend
bosch. Hout als te klein en weinig deugdzaam niet gebruikt.
Cultuur niet aan te bevelen. K . en V. S. g. 0.39.
Het hout der Leea-sooiten van Malaka, bekend als mamalli of
malU-mahi, is tamelijk hard, bruin, dicht, doch lioht. JR.
237. Overige monsters:
Vitis (Cissus) sp. Plantentuin. Waarscb. een beester. —
Mali-mali. Billiton, Borneo. Zeer klein, zonder nut. Bll.
S a p i n d a c e a e . K .enV . 9; B. I. 1.
(Bij K. en V. gesplitst in S a p i n d a c e a e , A c e r a c e a e
en S t a p h y l e a c b a e ) .
Vaak met een melksaphoudend of barsachtig, somtijds
giftig (sapo?7me-bevattend) vocht.
Houtkenmerken. Sapindaceae: Hout meest zaoht of matig hard,fijn,
soms hard. Geen duidelijk kernhout, behalve bij Schleichera, Nephelium
en Dodonaea. Porien klein of zeer klein, meest eenvormig en
gelijkmatig verspreid. Mergstralen zeer smal of smal, zelden matig
breed, vaak dicht opeengelegen. Naast de jaarringen komen soms
concentrische handen voor (Sapindtis). G.
Id van Acer: Hout glanzend, zacht, dicht, geen kernhout. J a a rringen
meest duidelijk. Poriën klein en zeer klein, gelpkmatig verspreid.
Mergstralen smal en zeer smal, vaak van twee soorten. Con-
oentriseh gegroepeerde mergvlekjes komen veel voor. G.
238 Acer niyeum Bl. (A. lauriimm Hassk.). - Woeroe-poeti S.
Tjalik-angin S. Ki-regas S. Ki-badak S. Hoeroe S. ? IRero^
manoek S. ? Hoeroe-pentjang S. Woeroe-kembang J. Wahk
lar J. Woeroe-dapoeng J. Java Z. II. HI- IV, Suma la,
Âcbter-Indië.
w.. A9 M stam zuilvormig, rolrond, zonder gleuven, zonder knoes-
kleu n g gra'iw of donkergra^^^^^ -ftoudreus, die zelfs in het
k lS r 'f e r g rJ rd b f g e X ,
r" •srx.rsr.t n T h o u t wordtTn sommige streken voor huisbouw bruikbaar geaoht.
Ç fo r reboTsatle, ook in hooge b e rp trek en , vooral in de ravrjnen, en
niet on te dorre plaatsen, aanbevolen. K. en r .
Hou^ zeer lioht geel, gemakkelijk te bewerken. Sculpt.
239 Allopliyllus Cobbe Bl. (2 A. snndanus Miq. Schmidelia
racemosa L.). - Tjoekilang J. ? KUntmg-baroe of -biroe J.
Java Z I. II, Mal.-Arcbipel, Zuid-Azie, Australie.
s. g. 0.64 G.
240. Dittelasma Rarak Hook. f. (Sapindus Rarak DC.). - L e M
Lerak J. Rerek S. Boewa-saboen M. Z e ep b o om . Soenda
ell Z I II, Malaka, Cocbin-china, Philippijnen.
ter proefneming aan te bevelen in oostelijk Java. K . e n x . s. g.
0.82.
sââmmÊiÊmâÊm.- L