
in de wijze van bewerking. De beste soort (van Sliorea stonoptera Burck)
is dio, afkomstig van gave vrucbten, dio niet zijn uitgeloopen en omstreeks
30—40 dagen in hot water hebben gelegen. Zulke padi tengkawang
weeo-t 3 pikol do 100 gantangs (57 KG. per HL.) en levert op de
inlandsche wijze behandeld 120 kati vet (d. i. 40 %). Minder goed be-
liandelde weeg* l>or HL. minder, 52 of soms maar 44 KG., levert ook
poroentsgowjjzo minder vet. Van alio eigenlijke tengkawang-soorten is
hot vetgebalto ongeveer lietzelfde, mits de vruchten goed beliandeld zijn.
Van '"’do verschillende soorten is nog het volgende op te merken.
Bekend zijn vrijwel alleen do minjak tengkawang leverende boomen
van Borneo’s Westorafdeeling. Do voornaamste daarvan on de eenige,
dio aangeplant wordt, de Sborea stenoptera Burck, levert de tengkawang
toengkoel. Deze boom begint in den rogel op 12-jarigen loeftijd vruchten
te dragen, de bloeitijd valt in September on October, de vruchten zijn
rijp in'’ Februari en Maart; doze zijn + G cM. lang en 4 cM. dik, de
v'leugels zijn ongeveer even lang als de vrucht. Sliorea Gysbertsiana
levert do tengkawang lajar, t. rambei, t. noeron of t. noontjang, de
vrucbten z ijn '5—7 cM. lang, 2% cM. dik, vleugels langer dan de vrucht.
Daar deze vleugels zieh door slaan moeielijk laten verwijderen, bijten
de inlanders ze bij bet inzamelen af. Ilet vet van deze beide soorten is
gelijkwaardig. Sb'orea aptera Burck levert tengkawang madjaii, t. sa-,
Foengsoen of t. soonkasoewoo. De kelkbladen groeien bij deze soort
weinig n it; de vruchten zijn klein, 2Vi—3 oM. lang. Van de inzameling
dezer' vruchten wordt weinig werk gemaakt, dientengevolge is do hoe-
danigbcid van de padi en het vet veel minder. Zorgvuldig verzameld
on bereid is liet vet van goede qualiteit. De andere soorten zijn: Shorea
scaberrima Burck en S. compressa Burck, die tengkawang babit en
S. Martiniana Scbeff. en S. Pinanga Scheff. die tengkawang pinang
leveren. , ,
Het tengkawang vet, (ook tangkawang vet en door do Dajaks Icako-
wang of kawang genoemd) in Europa als Borneo-tullc bekend, komt in
groenacbtige of geelwitte stukken in den handel, het heeft een korrelig-
kristallijne struotuur en is aan de oppervlakto bedekt met fijne witte
naaldkristallen van stearinezuur. Verscli is het zaclit van smaak, neutraal.
De vetzuren ervan zijn voor 70—80 % vast (stearinezuur en p,almitine-
zuur) waarnaast oliezuur. Er zijn samengestelde glyceriden in het vet
gevonden. Het vormt een uitstekende grondstof voor de kaarsenfahrioatie
en is to k voor de zeepziederij geschikt.
Soortelijk gewicht bij 15“ 0.9G5, Smeltpunt 30“—42“, Verzeepingsgetal
191_ 194j Joodgetal 15—31, Smeltpunt der vetzuren 55“.
In het museum: Eene groote verzameling vruchten, zaden en vetten.
Behalve de genoemde Sborea-soorten beboort nog tot de tengkawang
leverende soorien de
Isoptera Borueeiisis Sclieff.
Een boom van West-Borneo en Banka, die aan de oevers van kleine
riviertjes en moerassig terrein groeit. Do vruobten bebben de grootte
van eén knikker. De 'padi en de minjak tengkawang terindab worden
door de inlanders veel minder gescliat, dan die van Shorea stenoptera.
Het vet gelijkt zeer veel op dat van de bespreken Sborea-soorten en is
voor technische doeleinden gelijkwaardig. In Europa gaat het ook onder
den naam van Borneo-talk door.
De Diploknema sebifera Pierre (fam. Sapotaceae) wordt gezegd een
der planten te zÿn, waarvan de minjak tengkawang van Bandjermasin
(Borneo’s Z.-O. afdeeling) afkomstig- is.
In het museum.: Zaadkernen.
Hopea siugkawang Miq.
Hooge boom van Sumatra’s Westkust en Palembang. De zaden leveren,
met die van Shorea nitens Miq., een bard wit of grijsaclitig vet sing-
katvang-vet, dat zeer veel overeenkomst met het tengkawang-vet, en
waarschijnlijk, wanneer het wordt uitgevoerd, onder dien naam of dien
van Borneo-talk doorgaat.
Tateria Indica Roxb.
Groote boom, wiens zaden als boterboonen in den handel komen. De
zaadkernen bevatten 50 % vet bekend als Vateria-, Malabar- of
Biney-talh. De inlanders scheiden het vet af door de zaden te roosten,
te malen en dan met water uit te kooken, waarbij bet bovendrijvende
vet wordt afgeschept. Het is groengeel van kleur, en heeft een eigen-
aardigeu, aangenamen, zwak balsemaohtigen geur (veroorzaakt door
een paar procent eener vluchtige olie); de groene kleur bleekt spoedig
aan de lucht. Het vet bestaat voor 60 % uit de glycerinevorbinding van
vaste vetzuren (dio afgescheiden een smeltpunt van 64“ hebben) en voor
40 % uit die van vloeihare vetzuren. In Europa wordt het gebruikt voor
zeepziederij en kaarsenfabricatie.
Soortelijk gewicbt bij 15" 0.915, Smeltpunt 36"—42“, Verzeepingsgetal
189 —192, Joodgetal 38—40, in Zeiss’ refraotometer 47.5 bij 40“, Smeltpunt
der vetzuren 57“, Vriespunt dor vetzuren 55“.
Fam. Ebenaceae.
Diospyros Kaki L.
Het zaad bevat een halfdrogende, bruingele olie, waarvan reuk on
smaak aan warm geporste aardnotenolie herinneren. De olie levert bij
verzeeping 9.1 % vaste en 85.5 % vloeibare vetzuren; aracbinezuur wordt
niet aangetroffen.
Soortelijk gewicbt bij 15“ 0.9244, Vriespunt —11“, Verzeepingsgetal
188, Joodgetal 115, Smeltpunt der vetzuren 23.8".
In het museum: Vrucht.
D. Emkryopteris Pers.
Eon kleine, altijdgroene boom uit Eng.- en Ned. O.-Indie. De bol- of
eiyormige vruoht is IV2—2 cM. lang. Hitgekookt, geeft het zaad een
olie, als inlandsche medicijn gebruikt.
Earn. Eupliorbiaceae.
Aleurites cordata Steud. (Syn. Elaeococca Vernicia A. Juss.)
Een sierlijke boom, inheemscli in China, ingevoerd in Indië. De vruoht
bevat drie zaden. Het zaad is eivormig, aan 2 zijden afgeplat, ongeveer
3 cM. lang, 2 cM. breed en ruim 1 cM. dik. De zaadkernen bevatten
een sterk drogende olie, de vernis- of tung-oUe, die zelfs nog sneller
dan lijnolie droogt. In China en Jap an wordt de olie op groote scliaal
afgescheiden, en in de laatste jaren ook n a a r Europa verscheept. De
voornaamste handelsplaats voor de olie is Ilankou, van waaruit in 1899
rtUMmviA
!
i -
.'i
lii-i
'■<L
I Fii'
|lii .ir;;
v :
%fi'-