
f
Woudreus. Hg. 45 M. Stam zuilvormig, met zeer breede wortellijsten
en hoog oploopende gleuven, lioog vertakt. Schors aschgrijs, afschilferend.
Gedurende den bloei en vruchttijd bladerloos. Dan zeer de
aandacht trekkend door de groote roode bloemen en de, op die van
gewone randoe gelijkende, vruchten. Hjj groeit nooit gezellig en is in
vele streken niet zeldzaam. Komt bijna uitsluitend voor op periodiek
waterarme gronden in loofverliezend bosch. Het hout wordt om de
geringe duurzaamheid bijna nooit gebruikt. In Br.-Indië voor thee-
kisten, grof snijwerk, doodkiaten, en omwanding van putten gebezigd.
De kapok van dezen boom wordt op Jav a niet gebruikt. Cultuur
weinig aan te bevelen. K. en V.
S.g. 0.27—0.51. P. 519—697. G.
Houtkenmerken. Dttrio zihethinus L. : Hout bleek roodachtig bruin,.
zacht. Poriën groot, scliaarsch, vaak als door overlangsche schotten
verdeeld. Mergstralen matig breed, talrijk, op radiale doorsnede duidelijk
glanzend. G.
105. Durio zibetliinus Liim. (2 Murr.). - Doeren J. S. Doerian
Mal. Kadoe S. Eoewoian Tt. Roian Tt. Java Z. I, Mal.-
Archipel. Veel gekweekt.
Hg. 30 M. Stam nogal recht, doch laag vertakt, zonder wortellijsten
ot gleuven. Schors taai, donkergrauw, vrij ruw, met veel diepe
overlangsche barsten, afschilferend. Een altijdgroene boom, die aan
de groote, eigenaardig gestekelde vruchten, on de zeer onregelmatige
grysbruine kroon te herkennen is. Hij groeit gezellig, en is algemeen
m de lagere bergstreken, op vruchtbaren grond, in altijdgroene oer-
wouden. Het bout wordt in West-Java veel voor goedkoope meubels
en planken gebezigd, is echter niet duurzaam, H e tis uitmuntend voor
pakkisten en zou, geimpregneerd, ook voor velerlei andere doeleinden
geschikt zijn. In de Minahasa wordt het voor huisbouw en kano’s
p b ru ik t. De stam bevat geen kernhout, maar het spint wordt naar
het hart toe roodachtig. Het is nogal grof en licht. Zoolang de boom
p g vrucht draagt, wordt hij evenwel bijna nooit gekapt. De groote
d ooprucht bevat in ieder hokje 2 - 6 zaden, die door een vleezigen
zaadrok omgeven zijn, die door alle inlanders en vele europeanen zeer
smakelpk wordt gevonden. De reuk der zaadrok en vruchtkleppen is
zeer sterk en typisch (stinkend). Algemeen door inlanders in tuinen
geplant. Cultuur verdient ook om het hout aanbevolen te worden. K . en V
S.g . 0.56. G. 0.64. B . 0.52; 0.61.
Verscheidenheden:
? Dawon-dorian. Molukken. Voor huisbouw. C. S. g. 0.50. -
Doerian-boeroeng. Banka. Goed timmerhout. G. S.g. 0.44. -
Boerian-kera. Riouw. Als boven. C. S. g. 0.69. - Doerian-
sindak.
106. Eriodemlron aufractnosnm DC. - Randoe J. Ml. S. Kapes
Tt. Tl. Tb. Kape-panäji Sum. Kaoe-kaoe Mak. Kai-loepah
Tern. Kaboe Ceram. Toh Timor. K a p o k b o om . Vaderland
Amerika. Op Java zeer algemeen gekweekt. Ook op Celebes
en andere eilanden van den Mal.-Archipel.
De boom heeft een eigenaardig voorkomen door den rechten stam,
de in kransen étage-gewijs daaruit ontspringende, rechte, horizontale
takken, en de ijle kroon. Het is een zeer snelle groeier, die zieh
door stek goed laat voortplanten ; geschikt voor levende telegraafpalen.
Bijna uitsluitend aangeplant om de wolharen, die het zaad omgeven
en bekend zijn als kapok. Deze zijn, (in tegenstelling met de hären
van Gossypium, waaruit, zooals bekend is, de katoonen stoffen gemaakt
worden), ongeschikt om te worden geweven. Echter worden ze algemeen
gebruikt als vulmateriaal voor matrassen, kussens enz. Do cultuur breidt
zieh op Jav a krachtig uit, en verdient sterk aanbeveling, inzonderheid,
waar do boom tusschen andere gewassen knn gekweekt worden. Bij
jonge boomen is de stam gedoornd, bij zeer oude niet. Het hout is te
weinig duurzaam; de olie uit de zaden wordt als lampolie gebruikt.
K. en V. Zie ook Dr. M. Greshoff, Nuttige Ind. Planten.
S.g. 0.45. P . 400. G. S.g. 0.17.
107. Gossypium arboreum L. — Kapas Mal. J. S. Inheemseh
in Afrika. Op Java, met de kleinere heesterachtige soorten,
gekweekt door inlanders en enkele europeanen. Boom-
achtige k a t o e n h e e s t e r .
Gokweekt om de hären, welke de zaden omgeven (katoen). Hoogte
4.5 M. Hout onbruikbaar. In Ned.-Indië heeft Teysmann zieh veel
moeite voor deze hoogst belangrijke cultuur gegeven. K .e n V .
108. Hibiscus grewiaefolius Hssk. — Waroe-geli J. Java Z. I.
Philippijnen.
Een in Banten algemeene, doch overigens zeer zeldzame boom,
waarvan het hout als te klein en weinig duurzaam niet wordt gebezigd,
en de cultuur niet aan te bevelen is, tenzjj als sierboom om
de fraaie, geel met purperen bloemen. K. en V.
Do boom heet in de Philippijnen Lnnidan, en het hout wordt daar
tot de bruikbaro houtsoorten gerekend, waar het niet op groote duurzaamheid
aankomt. F h .W . S .g . 0.77.
109. H. macropliyllus Roxb. (H. vulpinus Reinw. Paritium
macrophyllum G. Doii.). - Tisoek S. Waroe-pajong J. Waroe-
gombong J. Waroe-watang J. Waroe-goenoeng J. Java Z. I,
Oost-Bengalen, Achter-Indiö.
Hg. 20 M. Stam recht, slank, zonder gleuven, zonder knoesten, zonder
wortellijsten, zeer hoog vertakt. Schors dik, zeer taai, grauw,
nogal glad, met overlangsche barsten, met slijmig kleurloos sap. Een
altijdgroene, nogal zeldzame, min of meer gezellig groeiende boom,
die in ijlgroeiende, altijdgroene, heterogene oerwouden voorkomt. Vooral
in West-Java wordt het hout voor huisbouw zeer geschikt geacht.
Voor de duurzaamheid is het gewenscht het eerst uit te loogen. In
de eerste Ned.-Ind. lucifersfabriek te Samarang is het geschikt go