
;î
gelaten diamanten te zoeken en te verkoopen tegen eene
licentie van f 1 per maand. Om een denkbeeld te geven van
het verval van den diamanthandel moge de volgende opgave
van Posewitz ’ ) dienen. In het jaar 1738 zou de uitvoer bedragen
hebben 8 tot 12 millioen gulden, in den aanvang
dezer eeuw jaarlijks ongeveer 1 millioen. In de jaren 1836
tot 1848 varieerde de uitvoer van Java tusschen f 117,000
in 1838 en f 33,900 in 1843.
In 1881 werd aan F. E. en L. C. J. Simonar concessie
verleend tot ontginning van diamanten, goud, platina en
steenkolen in de residentie Z. en 0 . afdeeling van Borneo en
de cijns vastgesteld op 6 pCt van de netto-opbrengst. Op dit
terrein, concessie Goenoeng.Lawak genoemd, waren op het
einde van 1882 de toestellen voor diamantontginning opge-
steld en bij een voorloopige proef werd in twee uren door
7 wasschers een diamant van i karaat verkregen. In 1883
werden echter de werkzaamheden reeds gestaakt en later
werd de onderneming overgedragen aan de »Borneo-Maat-
schappij” ; bij het verschijnen van het laatste mijnversla^
w’aren de werkzaamheden nog niet weder aangevangen.
VINDPLAATSEN OP BORNEO EN ONTGINNING.
Men treft de diamanten onder dezelfde geologische verhoudiri-
gen en in dezelfde lagen als het goud aan. Zij worden gevonden
in alluviale afzettingen, in het zand van sommige rivieren
en ook in diluviale lagen ; de oorspronkelijke plaats is echter
op Borneo tot heden onbekend. Toch bestaat er een onderscheid
tusschen de goud- en diaraantlagen : terwijl het goud
in de meeste, zoo niet in aile rivieren voorkomt en in de
diluviale gronden in geringere of grootere hoeveelheid wordt
aangetroffen, treft men de diamanten slechts in een betrek-
*) Das Diamaiitvorkommen in Borneo, Budapest 1885.
kelijk geringe ruimte aan en worden zij slechts in die rivieren
aangetroffen, welke door de zoogenaamde diamantstreken
loopen.
Deze streken zijn de volgende’ ):
In West Borneo het district Landak, wiens diamanten het
eerste bekend en het beroemdste waren, voorts Sangoei en
het onafhankelijk gebied Serawak.
Volgens de officieele opgaven waren van Landak uitgevoerd
in:
1876
1877
1878
1879
1880
4062 karaat.
5271 »
6359 »
6673 »
3012 »
1881
1882
1883
1884
2918 karaat.
3299 »
2225 »
2727 »
In Zuid-Borneo worden zij aangetroffen in het Tanah-laut-
gebergte en wel voornamelijk in de streek bij Martapoera en
Tjempaka.
In Oost Borneo zijn de landen Pagattan en voornamelijk
Koesan bekend.
Vroeger werd het rivierzand veel op diamant gewasschen,
doch thans is dit geheel opgehouden.
Het zoeken der diamanten geschiedt op zeer eenvoudige wijze.
De inlanders graven putten van iVa tot 2 M. m het vierkant,
totdat zij de diamant-houdende laag bereiken. Die laag
bestaat uit rolsteenen, vermengd met zand, klei en glimmer.
Onder de rolsteenen vindt men hoofdzakelijk wit, grauw en
blauw kwarts dit laatste verdient eene bijzondere opmerking,
want waar deze blauwe rolsteenen ontbreken, vindt
men volgens de eenparige verklaring van de diamantgravers
ook geen diamant; omgekeerd ook zijn ze kenmerkend voor
*) Zie o. a. Posewitz, Das Diamantvorkommen in Borneo.
9 In den laatsten tijd keeft men gevonden, dat het zoogenaamde blauwe
kwarts niets anders is dan Jcorund.