
wÿze wordt de boom op de oorspronkelÿke standplaatsen
met uitroeiing bedreigd. Buitendien gaat bet melksap, dat
in de bladen en in den bast der takken en twÿgen acbter-
blÿft, verloren. Men tracbtte daarom bet product uit die
bladen en twÿgen af te scheiden, en met vrÿ günstig resultaat,
vooral längs mechanischen weg, wat een beter product
geeft dan extractie met een oplossingsmiddel.
Te Tjipetir bevinden zieh groote aanplanten van de verschillende
soorten, die door ’s Lands Plantentuin worden
bebeerd. De boomen eischen veel vochtigheid; over de
andere groeivoorwaarden is nog weinig bekend. Wè! is het
waarschÿnlÿk, dat bet klimaat invloed beeft op de opbrengst
der boomen. Voortplanting door zaad geeft de
beste resultaten.
Zie verder Dr. W. Burck, Rapport betr. de Getah-pertja.
produceerende boomsoorten der Padangsche bovenlanden; Dr.
, P. van Romburgh, Caoutchouc en Getah-pertja in Ned.-Indië,
en de, als extra-bulletin VI door het Koloniaal Mnsenin
uitgegeven, geïllustreerde monografle over getah-pertja door
Dr. E. Obach. Eene groote en leerzame verzameling betreffende
dit product bevindt zich in genoemd museum, en in
de boekerij dier instelling vindt men de volledige literatuur..
Houtkenmerken. Sapotaceae: Hout karakteristiek, niet gemakkelijk
te besohrijven, maar goed te herkennen, als men het eens gezien
heeft. Alléen de Ebenaceae hebben denzelfden bouw, maar daar is de
kleur meest zwart en grijs, en bij de Sapotaceae meest rood. Ilout hard,
duurzaam. Kernhout donker gekleurd, meest rood. Poriën klein en
matig groot, in golvende, radiale lijntjes, die veelal schuins loopen.
Mergstralen talrijk, smal, op onderling gelijke afstanden, verbonden
door smalle, dwarse streepjes of concentrische lijnen van los weefsel.
(Bij de Ebenaceae zijn de lijntjes der vaten korter en minder schuin.) O.
Id. van A ehras Sapota L .: Radiale, eenigszins sohuinsche groepen
van poriën, smalle mergstralen, onregelmatige, smalle, golvende
dwarslijnen. G.
479. Achras Sapota L. - Saoe-manüa J. S. W.-Ind. M isp e l.
Uit Zuid-Amerika in Ned.-Indie ingevoerd.
Een kleine boom, die sedert een drietal eeuwen in Ned.-Indië is
mgevoerd, en om de smakelijke vruchten -wordt gekweekt. K. en V.
m i
Ook in V.- en A.-Indië gekweekt om de vruchten. Hout roodachtig-
bruin, hard, zwaar en zeer duurzaam. £ r . In W.-Indië als S a p o d
i l l e bekend. S.g. 1.11; 1.17.
Houtkenmerken. Bassia: Hout hard, duurzaam, meest met rood
kernhout. Poriën klein en matig groot, in korte radiale of schuinsche
lijnen. Mergstralen talrijk, smal, op onderling gelijke afstanden, verbonden
door smalle dwarsstreepjes. G.
480. Bassia sericea Bl. (Payeua Suringariana Burck — 2 Mimn-
sops acuminata Bl.), — Djenggot, Djingkòt S. Soms Nja-
toe en Kekadoehan S. ? Ki-pantjar, ? Kajoe-pantjar S. M.
Djengkòt J. In 0.- en M.-Java inl. namen van weinig
waarde. Java Z. I. II, Malaka.
Hg. 22 M. Stam meest recht, met kleine wortellijsten, nogal hoog
vertakt. Schors ruw en grauw, met weinig, wit melksap. Bloemen als
tandjoeng J. (Mimusops Elengi). Een nogal zeldzame, altijdgroene
boom, die verstrooid groeit, op constant vochtigen grond in sohaduwrijk
oorwoud. Het hout Is in voldoende afmetingen te krijgen, vrij
duurzaam en sterk en wordt nu en dan gebezigd voor huisbouw. Cultu
u r aan te bevelen in gemengde herbosschingen m. h. o. op irrigatie
en grondverbetering. Ook voor wegenbeplanting bruikbaar. K . en V.
In Malaka is het een veel voorkomende boom, en wordt het hout
gebruikt voor planken. Het is hard en rood, en wordt daar Niato-
balam genoemd. B. S g. 0.77; 0.79.
481. 2 Isonandra lamponga Miq. — Kali-manggoeyig. Sumatra.
Voor huisbouw geschikt. C. S. g. 0.78.
482. Isonandra rostrata Miq. — Njatoe-pisang Banka.
Yoor huisbouw geschikt. C. S.g . 0.51. ? Synoniem met N®. 491.
488. Lahramia Bojeri A.DC. (Imhricaria coriacea A.ÜC.). —
Djamblang-sabrang, Njamploeng-sabrang, Ki-boenga. Madagaskar;
op Java gekweekt.
Groote boom. De vruchten zijn zoetachtig, zij worden rauw gegeten.
V . E . S.g. 0.82; 0.91.
Houtkenmerken. Mimusops Elengi L. : Hout hard, dicht en fljn.
Spint roodachtig bruin, kernhout donkerrood. Poriën klein, in korte
lijntjes, die meest radiaal verloopen, maar ook vaak schuin en onregelmatig.
Mergstralen zeer smal, zeer talrijk, éénvormig' en op onderling
gelijke afstanden. Vele evenwijdige, golvende; concentrische
banden, smal maar duidelijk zichtbaar. (De structuur der andere Mi-
musops-aooiten stemt hiermede overeen.) G.