
een amorfe gele hars, oplosbaar in warmen en kouden
alkohol.
Later toonden Oudemans en von B a um h a u b r aan, dat
het belangrijkste bestanddeel, de gu tta , een koolwaterstof
van de formule OioHiß was.
In 1905 is H a r r ie s er in geslaagd uit getah-pertja met
behulp van ozon eene verbinding te maken, overeenkomende
met het door hem verkregen caoutchouc-ozonid ; hij besluit
uit zijn onderzoek, dat getah-pertja wel dezelfde struktuur
heeft als caoutchouc, maar zieh er van onderscheidt door
eene andere samentreding der molekulen, en verschillenden
polymerisatiegraad.
Over de harsen alban en fluavil zijn vele onderzoekingen
verricht; voor de samenstelling dier verbindingen zijn
verschillende formules gevonden, o.a. CioHißO en (Qo
H iß l iO . VAN R o m b u r g h vond in 1904 in de harsen van
sommige getah-pertja soorten verbindingen van kaneelzuur
met een aan Cholesterine verwanten alkohol.
Het reeds genoemde hoofdbestanddeel van het handelsartikel,
de gutta, bezit de goede kwaliteiten van de getah-
pertja in verhoogden graad, is onoplosbaar in aether en
petroleumaether, wordt plastisch bij verwarming en bij
afkoeling weer hard, maar niet bros; het alban en het
fluavil, de barsachtige begeleiders der gutta, zijn oplosbaar
in aether en petroleumaether. Het week worden in warm
water is het meest karakteristieke verschil tusschen de
getah-pertja („gummi plasticum”) en de caoutchouc („gummi
elasticum”) waarmede zij voortdurend verward wordt;
eerstgenoeRide bezit niet de uitermate elastische eigenschappen
van de laatste.
Bij droge destillatie, d.w.z. verhitting onder afsluiting
der lucht, gaat getah-pertja evenals caoutchouc over in
een mengsel van koolwaterstoffen der terpeenreeks, waaronder
ook isopreen (zie blz. 28).
Tegenover zuren en loogen is de getah-pertja zeer
bestand, alleen salpeterzuur en zwavelzuur tasten ze aan,
Verschillende organische oplosmiddelen, zooals alkohol,
aether, aceton, petroleumaether, enz. onttrekken er de
barsachtige bestanddeelen aan, terwijl de gutta zelve oplost
in chloroform en zwaveikoolstof. Verder heeft de getah-
pertja een soortelijk gewicht kleiner dan water, en is een
zeer slechte geleider voor warmte en vooral voor elektriciteit,
welke laatste eigenschap haar tot een onschatbaar
materiaal maakt voor het isoleeren van telegraafkabels.
Onder den invloed van licht en lucht oxydeert getah-pertja
langzamerhand en wordt brokkelig; onder water en in de
duisternis (de omstandigheden waaronder zeekabels verheeren)
treden deze veranderingen niet in.
De handels getah-pertja houdt water en vuil ; het eerste
bepaalt men door drogen van eene gewogen hoeveelheid
zeer fijn verdeeld materiaal in vakuo. Daarna trekt men
u it m e t aether of petroleumaether, verdampt dezen en
w e eg t de harsen. Het residu wordt behandeld met zwaveikoolstof:
dan lost de gutta op, en het vuil („dirt”) blijft
achter. De handelswaarde van getah-pertja hangt hoofdzakelijk
af van de verhouding tusschen gutta en hars:
hoe hooger percentage gutta, hoe beter. Maar de aard dier
„gutta” is niet bij alle soorten dezelfde: op de chemische
analyse moet dus nog een technisch onderzoek naar de
bruikbaarheid der handelswaar volgen.
IV. VERWERKING.
De verwerking van de getah-pertja laat zieh kort beschrij
ven. Het materiaal wordt in een snijwerktuig gebracht,
waarin snel ronddraaiende messen dunne spanen
afsnijden, die vervolgens in warm water geweekt w o rd en ;
dit geschiedt in een ketel, die door het inleiden van stoom
verwarmd wordt; hierbij wordt het grofste aanhangende
vuil verwijderd. Daarna gaat de massa naar de eigenlijke