
297. P. iiulicus Willd. (P. dalbergioìdes Roxb.). - Angsana S.
Sana-kembang J. Mad. Lasono, Malasorio, Lansono, Lang-
sono, Angsana M. op Sumatra. Sono Borneo. Linggoea of
Linggoeiva-kastoeri MI. Aga Ts. Tt. Tb. Tl. Na-akir Tl. Acha
Tw. Tonala-polito Gorontaleesch. Patene Mak. Nala-kiri
Amb. Java Z. I, Celebes, Mal.-Archipel, V.- en A.-Indië,
Philippijnen, China.
Woudreus. Hg. 35 M. Stam meest nogal krom, laag vertakt, met
kleine wortellijsten en ondiepe gleuven. Sohors vrij bros, grauw, ruw,
met overlangsche barsten, met veel dun, spoedig opdrogend sap („hino'j.
Bloemen klein, geel, in talrijke trossen, welriekend. Vruchten cirkel-
rond, gesnayeld, vliezig, eenzadig, onbehaard. Blaadjes toegespitst.
In tegenstelling met Sana-Tcling J. heeft deze boom geen wortelspruiten
rondom den voet. Een loofverliezende, nooit gezellig groeiende,
niet zeldzame boom, die voorkomt in altijdgroen en in loofverliezend
oerwoud. Het hout wordt zeer gezooht als luxehout, vooral voor meubels.
Het is duurzaam, sterk, fraai gekieui’d en gevlamd, en in groote
afmetingen te krijgen. In Britsch-Indië wordt zeer veel nut getrokken
van deze houtsoort, o. a. voor geweerkolven, affuiten enz. Het heet
daar p a d a u k . Groote hoeveelheden worden vandaar n a ar Europa
geëxporteerd, waar zij in 1892 /’85—/'9 5 per M“. behaalden. Zie verder
over dit hout K .e n V. 2, p. 85—86 en de Ind ia n Forester 1892,No.
7. Appendix series 3—5. E. Thurston. De bijzonder welriekende
bloemen zouden waarschijnlijk te gebruiken zÿn voor de bereiding
van eene, voor export geschikte, aetherische olie. De kino wordt in
de inlandsche geneeskunst gebruikt. Cultuur aan te bevelen en niet
moeielijk, zoowel uit stek als uit zaad. Kan wellicht op geschikte
terreinen tusschen djati geplant worden. Voor wegenbeplantius' bruikbaar.
K. en V.
In de Minahasa algemeen geroemd als prächtig meubelhout. De
roode hars wordt inwendig gebruikt tegen spruw. K. Zie verder Dr.
M. Oreshoff, Nuttige Indische planten, en Teysmannia 1894, p. 100.
In Malaka heet hij Angsana of Sena, en wordt daar als sierboom
gekweekt. Hij schijnt te verschillen van den p a d a u k der Andaman-
eilanden, P. dalbergio'ides Roxb., met welken hij verward is. R.
Gamble beschrijft P . indiens en P . dalbergidides als afzonderlijke
soorten. De laatste is de hierboven ook reeds genoemde p a d a u k .
In de Philippijnen heet hij Na rra, Asana of Naga en is er een
zeer geacht bouw- en meubelhout. In bekertjes van dit hout wordt
het water spoedig hemelsblauw gekleurd (?) en zou dan geneeskraoht
hebben. Ph. W. *
S. g. 0.72—0.85 R. 0.67 St. 0.69—0.88, P. 827 G. S. g. 0.54 K.
en V. 0.44; 0.51; 0.54; 0.56; 0.59.
In het Kol. Museum zijn monsters van de beide volgende variëteiten:
I*. I n d . v a i? . 3 |7 » l I I c h i i . Hout roodbruin, eenigszins warrig,
nogal vast van nerf, zeer goed te bewerken. Sculpt.
P . i n d . v a F . s a x a t i l i s . Hout geelachtig rood, tamelijk hard,
maar goed te bewerken. Sculpt.
De laatste variëteit heet in de 'M.olaWori Lingoa-kastoeri oî L.-batoe,
en is de beste der Lingoa-ioorten.
Kajoe-boeko, het zoogenaamde W o r t e lh o u t , is afkomstig van
ziekelijke uitwassen aan den stam. Het hout is warrig, en ofschoon
stug in de bewerking, laat het zieh goed poljjsten. Plaatselijk, en
naar elders overgebraoht, dient het tot kistjes en andere fijne meubelstukken.
S .g . 0.80. St. S.g. 0.56; 0.65; 0.66; 0.73; 0.88; 0.92.
298.
299.
p . ittdicus W. var. — Lingoa-gaba-gaba Ambon.
Veel minder gezocht dan de vorige, maar tooh ook wel als meubel-
liout gebruikt. C. S.g . 0.69.
P.santalinusL.ill. — Tjendana-meirah. Rood S a n d e lh o u t.
Benkoelen, V.- en A.-Indië.
Een zeldzame boom van geringen omvang, bochtig van stam.
Het hout is donker roodbruin gevlamd en ijzerhard, dicht en warrig
van weefsel. Het wordt afgeschraapt gebezigd als geneesmiddel tegen
buikziekten. St.
Middelmatig groote boom. Schors zwartachtig bruin, met diepe verticale
en horizontale scheuren. Hout zeer hard, spint wit. Kernhout
donkerrood tot bijna zwart, oranjerood als het pas gekapt is. De houtstructuur
gelijkt zeer op die van P . indicus. S.g. 1.06—1.26. P. 975. G.
300. Sesbania grandiflora Poir. (Agati grandiflora Desv.). —
Toeri-abang J. Toeri-poetih J. Toeri-beureum S. Toeri-bodas
S. Toeri Ml. Java en Minahasa gekweekt.
Vaderland onbekend. Kleine, buitengewoon snel groeiende, doch
kort levende, boom, met zeer groote, witte of roode bloemen en
lange, dunne peulen. Algemeen aangeplant, vooral in O.- en M.-
Jav a ; echter alléen in de laagvlakte, voor beplanting van kleine
wegen, als omheining, enz. Zeer ijle kroon. Bloemen, bladen en
jonge vruchten als groente gegeten. De jonge bladen ook als medicijn.
Is bijzonder gemakkelijk uit zaad te cultiveeren. K . en V.
In de Minahasa wordt het hout onbruikbaar geaoht. De bast wordt
gebezigd om de vischsnoeren met een laag kleefsel te bedekken,
waardoor ze weinig van zeewater te lijden hebben. De bladen worden
als medicijn gebruikt. K .
Hout wit, zacht, weinig duurzaam. S.g. 0.51. G.
Overige monsters:
Cliantlms Biuuendykianus Miq. Ceram. ? Heester. — Dalbergia
ChaHipionii Thw. (Dalbergia pseudo-sissoo Miq.).
— Dalbergia littoralis Hassk. — Dalbergia stipulacea
Roxb. (Dalbergia ferruginea Roxb.). Alle uit den Plantentuin;
waarschijnlijk heesters. — Derris bantanieiisis
Hassk. — Derris scandens Benth. (Dalbergia scandens
Roxb.). — Derris siunata Benth. — D. tiniorensis Bl. Alle
uit den Plantentuin; waarsch. heesters. — Plemingiacongesta
Roxb. (Plemingia semialata Roxb.). Plantentuin. —
Macrotropis snmatrana Miq. Sumatra. — Millettia sericea
301.