
38 39
S t e b c u l i a c e a e . K.enV. 2; B. I. 1.
Houtkenmerken. Sterculiaceae : Structuur zeer verschillend. Heritiera
heeft een liard en zwaar liout. Pterospermum matig zwaar meuhel-
hout. Sterculia zacht en licht hout. Poriën nogal sohaarsch, vaak
groot. Mergstralen nogal talrijk. Concentrische handen in sommige
soorten. G.
116. Abroma angusta L.f. — ? Ki-tetjangkir of ? Ki-ketjangkir S.
Java Z. I. II, V.- en A.-Indië, China, Philippijnen.
Een boomheester met zeer ijle kroon, die in ijlgroeiende bosschen
voorkomt. Hout onbruikbaar. De bast bevat eene fraaie vezelstof ')
en de wortels zouden als medicijn gebruikt worden. Wordt soms door
Europeanen als sierheester geplant. K .e n V . S.g. 0.41.
117. A. deiiticulata Miq. — Bareh-bareh S. Plantentuin.
118. Coia acuminata Horsf. et Benn. — De kolanoot-boom.
Vaderland West-Afrika. Sedert 1886 in ’s Lands Planten-
tnin te Buitenzorg gekweekt.
Sedert op enkele particulière landbouwondernemingen op Jav a in
het klein aangeplant om do zaden, waaruit de /ro/a-praeparaten van
den handel vervaardigd worden. Cultuur verdient voorloopig sleohts
weinig aanbeveling. K. en V.
119. Coiiimersonia piatypbyila Audr. — Ki-oraj S. Ki-tjareuh S.
Blentjong J. Java, westelÿk van Samarang Z. I. II.
Hg. 15 M. Stam krom, zonder wortellijsten of gleuven, lang vertakt,
met dikke, slangvormig gekronkelde takken. Schors dun, taai, grijs.
Bloemen wit. Een in de Preanger algemeene boom, die, gezellig groeiend,
voorkomt in ijlgroeiende, laagstammige oerbosschen. Het hout bevat
alleen spint, en wordt, als te krom, klein, en weinig duurzaam, niet
gebruikt. Aanplant, gemengd met langer levende, sohaduw-verdragende,
liooger groeiende boomsoorten, zeer aan te bevelen voor reboisatie van
kale berghellingen, zoowel om den snellen groei, als de gemakkelijke
natuurlijke voortplanting. K. en V.
Houtkenmerken. Guazuma tomentosa II.B . et K. : Hout wit of
geelachtig wit of lichtbruin, zacht, fijn. Jaarringen onduidelijk. Poriën
matig groot, nogal talrijk, vaak als door overlangsche schotten verdeeld.
Mergstralen matig breed tot breed, niet talrijk, duidelijk glanzend
op radiale doorsnede. G.
120. Guazuma tomentosa H.B. et K. (Kuntli.). (G. Blumei G.
Don.). — Djati-landa J. Goerda S. Bjati-blanda Ml. S.
Vaderland Trop. Amerika. Op Java gekweekt.
*) Zie E. L. Selleger, Studien over N.~I. V'ezelstoffen. (Bull. N". 31 v. h.
Kol. Mus.).
Op Jav a gekweekt als schaduwboom längs wegen (vooral in Batavia).
Een altijdgroene boom met dichte, onregelmatig aangezette kroon,
en krommen, rijkvertakten stam. Groeit snel en verdraagt het opsnoeien
goed. Het hout is volgens ÄsscÄop Grei>elt«/i: bruikbaar voor paneelen
van rijtuigen. De bladen gelijken veel op die van den olm, de
vruchten op die van de els. K .e n V . S.g . 0.61. P. 596. G. S.g. 0.62.
Houtkenmerken. Heritiera littoralis Dryand.: Hout donkerrood,
hard, tamelijk dicht. Poriën matig groot tot groot, vaak ovaal en in
afdeelingen verdeeld. Mergstralen éénvormig, matig breed, kort, golvend
; de afstand tusschen twee mergstralen meest gelijk aan de
doorsnede der poriën. Soms dwarsstreepjes. G.
121. Heritiera littoralis Dryand. - Balang-pasir J. Doengoen J.
Lawang J. Tjerlang-laut S. Dosi-kambing Tl. Lawanan-kete
Tl. Doengoe Pk. Wolo-i-membe Tt. Kontal-kambing, Kajoe-
pokoen, ? Kajoe-koekoen, Atoen-lahoet, Doengoen-kontal M.
Loeloen of Roeroen Amb. ? Roroemoe Batjan, Java Z. I,
Celebes, tropische kusten der oude wereld.
Hg. 15 M. Stam krom, knoestig, zeer laag vertakt, met laag aangezette
wortellijsten, en aërotropische wortels. Schors nogal taal, dun,
grauw, met overlangsche barsten en vrij ruw. Bladeren nogal groot,
van onder zilvergrijs. Vruchten gekield, op noten gelijkend. Een altijdgroene,
algemeene boom, die gezellig groeiend in de vloedbossohen
thuishoort. Het hout wordt op Jav a zelden gebruikt, omdat de boomen
te krom zijn. Het wordt evenwel om de sterkte en duurzaamheid zeer
geroemd. In Tjilatjap wordt het hout Lawan J. genoemd en veel
gebruikt voor scheepsmasten en vaartuigen. (In Britsch-Indië staat de,
hiennede nauw verwante soort, H. minor Lam., sundri genaamd, in
hoog aanzien; de hier behandelde soort wordt daar voor dezelfde
doeleinden gebruikt, maar er is minder vraag naar.) Cultuur is met
het oog op het groote gebrek aan kromhouten bij de marine, en de
geschiktheid van dit hout daarvoor, sterk aan te bevelen. Do boom
groeit ook landinwaarts zeer goed (tot 250—300 M. zeehoogte), en
levert daar ook goed hout. K .e n V .
Op de Philippijnen heet deze boom Dungon-late, en is daar bekend
als een bruikbare houtsoort. Sterk en zwaar en niet bard. Ph. W.
In Malaka levert de boom donkerbruin en zwaar hout, fijn van
draad. Bruikbaar voor huisbouw, palen, booten, enz. Het is buitengewoon
taai en duurzaam. S .g . 1.22. R. 0.85—1.09. G. 0.68; 0.93.
Houtkenmerken. Kleinhovia hospita L in n .: Hout wit, zacht. Poriën
groot, sohaarsch, enkel of in korte rijen van 2 of 3. Mergstralen matig
breed tot breed, niet talrijk. G.
122. Kleiiiliovia liospita Linn. - Timaha J. Ketimaha J. Tima-
nga J. Ketima J. Tangkolo S. Tangkele S. Mangar Mad.
Korombasang Ml. Bintangar Tl. Tw. Wintangar Ml. Tt.