
gedeelte, dat dient als plunjer voor den onderliggende ; de
plunjer voor den bovensten trog is bevestigd aan den hemel
van de pers. De bodem van iederen trog is voorzien van
eenige kanalen met afvoeropeningen, waardoor de olie weg-
loopt. Daarop en bovenop iedere meelvulling wordt een
passende doek of mat gelegd. Het vullen en ledigen dezer
pers is uitteraard bezwaarlijker, dan bij de pakpersen.
Dikwijls zijn er afzonderlijke inrichtingen voor aangebracht.
Voor het uitpersen van bij gewone temperatuur vast vet
worden deze persen dikwijls gebruikt; zij hebben dan nog
eene inrichting om de troggen met stoom te verwarmen.
De hoeveelheid vet, die na de persing in het zaad achter-
blijft, verschilt zeer. Behalve van de constructie en de
werking der pers, hangt dit natuurlijk in hooge mate af
van den aard van het zaad, verder van het oorspronkelijk
aanwezig vetgehalte, alsmede van het watergehalte Voor
sommige zaden, die betrekkelijk weinig olie bevatten, is
éene persing voldoende, andere zaden hebben tw ee , soms
zelfs drie persingen noodig. In dit geval worden de koeken
der eerste persing gemalen, zoo noodig een weinig bevoch-
tigd, dikwijls ook verwarmd, en dan op nieuw geperst.
Ook bij herhaalde persing slaagt men er n iet in, àl het vet
uit te persen. Eene, bij verschillende zaadsoorten verschillende,
hoeveelheid (5—12°/o van de koek) blijft steeds
terug.
In hoedanigheid is de olie van de eerste persing de
beste; koud geslagen olie is beter, dan die uit verwarmd
zaad verkregen.
3° Door uittrekken (extractie).
Een derde methode ter afscheiding der vetten berust op
hunne oplosbaarheid in sommige vluchtige vloeistoffen. Zij
werd het eerst gebruikt door den Pranschman Deisz in 1856.
Bij deze wijze van vetafscheiding is de inrichting der toestellen
van het hoogste belang. Ieder oplosmiddel, zoowel
als de verschillende, te extraheeren grondstoffen, ste lt zij ne
bijzondere eischen. Het aantal uitgedachte en in de prac-
tijk gebruikte extractietoestellen is zeer groot; in hoofd-
trekken laten zij zieh aldus beschrij ven. Het te extraheeren
gemalen zaad wordt in den regel gebracht in groote ijzeren
ketels. De extractievloeistof stroomt, al of niet verwarmd,
hetzij van beneden naar boven, hetzij omgekeerd, door deze
massa heen, en neemt het vet daaruit op. Dit wordt voort-
gezet tot het v e t geheel, of zoo goed als geheel, verwijderd
is. Soms worden meerdere van zulke extracteurs tot
eene batterij naast elkaar geplaatst, en achtereenvolgens
door het oplosmiddel doorstroomd, en zoo eene stelselmatige
uitlooging, met de daaraan verbonden voordeelen, verkregen
(geheel overeenkomstig met de werkwijze bij extractie van
suiker uit biet of riet),
Een andere inrichting der toestellen, reeds lang gebruikt
voor het ontvetten van beenderen voor de lijm- en been-
zwartbereiding, is in den laatsten tijd ook toegepast bij
het verwerken van oliezaden (b.v. palmpitten). In hoofd-
zaak komt zij hierop neer. Het gemalen zaad wordt in
een ijzeren ketel gebracht en het extractiemiddel in damp-
vorm daarin gevoerd. Het condenseert op het meel, ver-
warmt dit en lost eruit het vet op, welke vetoplossing
zieh op den bodem verzamelt en afgevoerd wordt. Op
deze wijze wordt het meel te gelijkertijd van vet en water
beroofd (dit laatste verdampt) en verwarmd, Zoo noodig
wordt aan ’t slot der bewerking, ter verwijdering van de
laatste hoeveelheid vet, het meel nog gedurende korten
tijd onder het kokend heete extractiemiddel gezet,
De verkregen oplossing van het v e t moet nu, meestal
na voorafgaande flltratie, door destillatie gescheiden worden
in het vervluchtigende oplosmiddel en het niet vluchtige
vet. Een der moeielijkheden daarbij is, hoe het vet te
bevrijden van de laatste resten van het oplosmiddel, welke
t!'' li'.V?: •. 1;/,V