
■ s a
|í í
li : V
iíii Í
240
Ceylon en in Burma. Deze boom is bijzonder bÿ de Boed-
dbisten als heilig geëerd. Hÿ heet daar Pipal en Pipali.
Deze boom bereikt eene aanzienlijke lioogte en omvang. Do wortels
spreiden zich zeer ver uit. Ilet bout is roodachtig wit, los van vezel
en niet duurzaam.- Het wordt zolden gekapt, en dient alleen voor
brandhout en pakkisten. Op do takken wordt in Centraal-Indië stoklak
gewonnen, v. E.
Bast grijs, afschilferend in ronde stukken, dio vaak ronde merken
achterlaten. S.g. 0.50—0.72 P. 458—584. G. S.g. 0.54. R. 0.54; 0.5G.
750.
757.
758.
759.
F. rctusa L. (F. mixguoliaefolia lil. — Urostigma micro-
carpiim Miq.). — Tjaringin, Preh, Kiara-gedeh, K-ramboi
S. Wringin M. Soenda-eilanden.
Bast bruin, nogal glad. S.g. 0.48—0.64. O. 0.68. (Zie ook bij N». 734).
? F. septica Bmph. — Awar-awar J. S. Java, Molukken.
Het melksap is bijtend. v. E.
Van de soort Äivar-awar J. K i-tjiat S. K i-tjaät S. Lamhilevng Mad.
Kalang-bihang Mad. is het hout onbruikbaar K . PI. W. S. g. 0.50.
F. stupenda Miq. (U. giganteum Miq.). — Kiara-pajong.
Java. Hooge boom. S. g. 0.41.
F. Tampang Miq. — Tampang M. Sumatra.
Voor vloerliggers. C. S.g . 0.61.
F. variabilis Miq. (F. reuitens Miq.). — Kiara-kopèng.
Plantentuin te Buitenzorg. S. g. 0.54.
760. F. variegata Bl. (P. snbracemosa Bl. — F. snbopaca Miq.).
— Gondang S. J. Goendang S. J. Koendang S. Kondang S.
Kiioentheueng Mad. Nana-poeti Tl. Nana-meha Tl. Matana-
poeti Tl. Matana-meha Tl. Matana Tl. Latoea Tw. Naa-
koelo Tt. Naa-raindang Tt. Wawahatoe Tb. Kajoe-tanang
Mak. Lehles op Sumatra. Loending-lahoe Lampongs. Groote -
w a s v ÿ g e b o om . Java, Sumatra, Celebes, Penang.
Vruchten eetbaar. Uit het melksap wordt was verkregen. Het hout
is geschikt voor pakkisten, en in groote afmetingen ruim te krijgen.
K . PI. W.
Vijgvruchten ook aan den stam. „Vruchttrossen” korter dan V2 M.
Bladen eivormig, 10 of meer cM. breed. Kd. S. g. 0.37 ; 0.38; 0.56.
Giroimiera nervosa Plauch. — Siloek op Banka. Oeloe-toepag
Lampongs. Sumatra, Borneo, Banka, Malaka.
Goed timmerhout. C.
In de Lampongs komt het veel op talangs voor, en levert een deugd-
hout voor huis- en scheepsbouw, en voor meubelen. Uit den
761.
zaam
stam vloeit een soort ,damar.” Ind. Gids. 1885.
76£
In Malaka heet hij Medang-ampas-tebu, en is een boom van ongeVeef
20 M. hoogte, met licht geelachtig reekleurig hout, grof van draad,
lioht en vrij zaoht, sterk onderhevig aan splijten, dat gebruikt wordt
voor bouwwerken, planken enz., dooh niet duurzaam is, en niet aan
weer en wind blootgesteld kan worden. S. g. 0.50—0.55. B. 0.54.
762. Laportea spec. div. — Poeloes S. Kemadoe J. Lateng J. Kema-
thoeh Mad. B r a n d n e te ib o om . Mal.-Arcbipel, Br.-Indië.
Struiken of kleine boomen. Bladen bij aanraking erger dan hrandnetol
brandend. Hout van een enkele soort voor pakkisten bruikbaar. K. PI. W.
Morus indica L. — Moerbeng M. Karembang Tb. Merang-im-
balanda Tt. Babasaran S. Ki-sebar M. Bobosaren, Andaloh,
Ketau, Kitou Sumatra. I n d i s c h e M o e rb e i. Celebes,
Java, Sumatra, Voor-Indië, China, Japan.
Een heester met afvallend loof, somtijds een kleine boom van 6—8
M. Bast grauw. De bladen dienen tot voedsel voor zijderupsen; worden
ook afgekookt als groente gegeten. De vruchten zijn langer en
dünner dan van onze moerbei, doch komen in smaak met deze overeen.
V . E .
Hout onbruikbaar. Om de eetbare vruchten zelden gekapt. K . PI. W.
S.g. 0,59—0.75. G. 0.63.
Houtkenmerken. Sloetia Sideroxylon T .e tB .: Spint licht geelachtig
wit, kernhout donkerbruin of roodbruin, met donkerder, onregelmatige,
breede, ver uiteen liggende ringen, talrijke, kleine, in rijen liggende
poriën, die eene harsaohtige stof bevatten, en zeer smalle mergstralen,
die veel smaller zijn dan de doorsnede der poriën. In versehen toestand
heeft het hout een eigenaardigen sterken geur. B.
764. Sloetia Sideroxylon T. et B. - Kapini, Pindis, Si-kapiniëk Sum.
Kamaria Atjeh. Tempenis, Tampinis Riouw. R io u w sch
I j z e r h o u t . Sumatra, Riouw, Banka, Malaka.
Hout voor huisbouw, stijlen, suikermolens, karren, spaken en velgen
zeer gezooht. Ook wordt het, naar men zegt, niet door witte mieren
en paalwormen aangetast. v. E.
In Malaka heet dit hout Tampinis, en is er zeer gesohat. De boom
wordt 20—25 M. hoog; heeft kleine, donkergroene, lanoetvormige,
eenigszins papieraohtige bladeren en witte vruchten, waarbij het
vruohtvleesch is omgeven door twee gezwollen, witte, zoete kelkbladen,
die door de uitgeoefende drukking de vrucht uitwerpen. De
twijgen en bladstelen bevatten eene kleine hoeveelheid wit melksap.
Het hout is hard en duurzaam, en een der beste timmerhoutsoorten
van het schiereiland. Het wordt gebruikt voor huisbouw en bruggen,
en munt vooral door de duurzaamheid uit. Bij een groot gebouw bleek,
dat na 30 ja a r dit hout nog volkomen gaaf was, terwijl andere houtsoorten
door de witte mieren waren vernield. S. g. 0.86—1.25. B.
1.08; 1.19; 1.40.
Zio voor deze houtsoort G. Ä . Blits, Bull. Kol. Mus. 19, blz. 25.