
427.
zacht weefsel, die de kleinere poriën bevatten. Mergstralen zeer smal
of buitengewoon smal, vaak onduidelijk. Vaten en handen duidelijk
zichtbaar op overlangsche doorsnede. G.
Lagerstroemia flos reginae Betz. (L. speciosa Pers. - L. re-
giuae Boxb.) — Woeizgoe J. Ketangi J. Phoeyigor Mad.
Boengoer S. ? Barvoetoen Daj. Java Z. I, Mal-Archipel, V.-
Indië, Ceylon, China, Australië, Philippijnen, Malaka.'
Woudreus. Hg. 45 M. Stam zelden recht, meest laag vertakt, zonder
wortellijsten, nogal diep gesleufd; schors taai, donkergrauw en in
groote, onregelmatige reepen afschilferend. (Talrijke, vijfkleppige, houtachtige
vruchten, waarin velo langgevleugelde zaden zitten.) In bloei-
fijd typisch: de geheele loofkroon doet zieh dan voor als een reusaohtige,
prächtig- violette bouquet, die op grooten afstand reeds de aandacht
trekt. In den regel verliest deze algemeen voorkomende boom zijn
loof in den oost-moesson. Hij groeit niet gezellig, en veel in djatibosschen,
zelfs nog op zeer dorren grond; echter ook op vochtigen grond
in sohaduwrijk heterogeen oerwoud. Het hout wordt als bijzonder sterk
duurzaam en fijndradig door inlanders hooggeschat voor huis- en brus-?
genbouw. Wèl in zware, doch zelden in lange afmetingen te krijgen
Door de art.-constructiewinkel te Soerabaja wordt dit hout boven de
andere javaansche houtsoorten verkozen voor atfuiten. In Br.-Indië ook
voor dit doel gebejigd. In Burma het hoogst geschatte timmerhout na
teakhout. Voor Jav a zal dit ook gelden. In Br.-Indië ook veel voor
scheepsbouw gebruikt. Cultuur verdient aanboveliug m. h. o. op het
deugdzame hout. Voor wegenbeplanting minder geschikt (loofverliezend).
K. en V.
In de Philippijnen wordt het Banaha genoemd, en is zeer gezooht voor
bouwwerken. Ph. W.
In Malaka heeten de Lagerstroemia-morteri Bongoh. It.
In Borneo is boengoer een der veel gebruikte timmerhoutsoorten en
-lyoi-dt gebezigd voor brugliggers, vloerbalken, stijlen, dekplanken enz.
In d . Gids 1883.
_ In de Lampongs komt de boom voornamelijk längs de oevers van
rivieren voor. Het duurzame hout is er gewild voor huis- en scheepsbouw
en yoor meubelhout. Ind. Gids 1885.
Hout lichtrood, tamelijk goed te bewerken. Sculpt. S. s . 0 78 St
0.62—0.84. P. 5 0 0 -8 5 0 . G. S.g . 0.75. Ph. W. 0.63; 0.67; 0.70. ’
L. ovalifolia T. et B. — Bèngèr S. Saoe-ioatoe, Saoe-rintek,
Warikis Tl. Maanonang, Papakelan Tt. Gofasa-batoe,
Teoteo-oetan Ml. W.-Java Z. I, Sum., Celebes, Malaka, Afrika.
Hg. 25 M. Stam, vertakking en schors als L . flos reginae, afmetingen
van boom en bladeren evenwel kleiner. Een v nj zeldzame loofverliezende
boom, die verstrooid groeit in altijdgroen heterogeen oerwoud.
Het hout wordt door de inlanders bijna even hoog gesohat als
de voorgaande soort. Is echter niet in zoo groote afmetingen te kiij-
gen. Cultuur verdient aanbeveling om het hout. K . en V.
In de Minahasa gezooht voor huisbouw en meubels, ook voor huidbekleedingvan
sohoeners. K. Ncmìjiì. S.g. ?0.33; ?0.77; 0.81; 0.83; 0.90; 0.9 1 .
428. PempMs acidula Forst. - Kajoe-sentigi J. ? Doedoek S.
Brapat-gelang M. Java Z. I. Langs de tropische kusten
der oude wereld.
Hg. 7 M. Stam zeer krom, laag vertakt. Sohors donkergrauw. Bladeren
bijzonder klein (10—20 mM.). Ben altijdgroen, zeldzaam boompje,
dat verstrooid groeiend op rotsige en zandige kusten vlak aan zee
voorkomt. Op de Karimon-djawa-eilanden wordt het zware hout voor
ankers gebruikt, en in Banjoewangi worden wegens de zeldzaamheid
der soort wonderlijke krachten aan het hout toegekend. K . en V.
Het hout is als appelhout, vast, fijn van weefsel, en heeft eonsatijn-
gloed. Voor draaiwerk is het zeer geschikt. S.g. 1.02. St.
429. Punica Granatum L. - Delima J. M. S. West- en Zuid-
Azië, Zuid-Europa. Op Java uitsluitend gekweekt. Gra-
n a a ta p p e lb o om .
Om de „smakelijke” vruchten geplante boomheester. De wortelbast
van deze en meer nog van de heesterachtig blijvende variëteit, de
Delima-poetih M. (P. Granatum L . var. nana), is een hooggeschatte
medicijn (taenifugum). K . en V.
Bladen klein, bloemen fraai scharlakenrood of wit. Het hout is witachtig
geel, vast en fijn, hard, zwaar en goed te poljjsten. De bast van
den boom en vooral de vruehtsohillen leveren looistof. Brandis.
Bast dun, grijs, in kleine stukjes afschilferend. S.g. 0.88—0.91. G.
Houtkenmerken. Sonneratia: Hout zaoht, fljn. Poriën klein, ovaal, en
als door overlangsche tangentiale schotten verdeeld. Mergstralen zeer
smal, zeer talrijk. G.
430. Soaneratia acida L. f. (S. obovata Bl.). - Bbgem S. Bo-
gem J. Bidada J. Soms Api-api J. M. Berembang, Bram-
bang Sum. Boak Timor. Java Z. I, Mai.-Archipei, Eng.-
Indië, Burma, Ceyion.
Hg. 15 M. Stam meest krom, laag vertakt, zonder wortellijsten of gleuven,
zonder steltwortels. Sohors liohtgrijs, vrij glad, wortels eigenaardig :
behalve de soms 22 M. lange horizontale voedingswortels, komen hier
priemvormlge, rechtopstaande ademwortels voor, die op reusaohtige
asperges gelijken, en in grooten getale rondom elken boom groeien.
Zelfs bij vloed steken de toppen dezer zonderlinge wortels boven den
waterspiegel uit. Verder te herkennen aan de boven toegespitste, plat-
holvormige, groene vruchten (de k a a s j e s - b o o m van Bumphius).
Een altijdgroene boom, die, gezellig groeiend, algemeen Is in de vloedbosschen.
Het hout wordt als te krom en te weinig duurzaam niet
gebruikt. De middenwand der rijpe vruchten wordt door de inlanders
rauw gegeten om den aangenamen rinschen smaak. In vele streken
wordt het weeke hout der ademwortels als surrogaat voor kurk gebezigd.
De verschillende boomdeelen worden door afzonderlijke in-
landsohe namen aangeduid: Kidada S. de vruchten; Tarbnthng %, de
bloemen ; Branang-siang S. de bladeren ; Pasang S., Kajoe-gaboes S.