
is. Het bestaat uit de glycerine-verbindingen van caprine-, laurine- en
oliezuur, en bevat daarnaast ongeveer 4 % van eene aetherisobe olie.
Smeltpunt 26", Verzeepingsgetal 284.4, Reichert-Meissl-getal 1.3.
Persea g-ratissinia Gaertn.
In West-Indië inbeemsche en vandaar n a ar O.-Indië overgebrachte
boom. De vuistgroote, groene vrucht in O.-Indië als Apokat-, in W.-Indië
als Avogado-peer bekend, heeft oliehoudend vruohtvleesoh. Een Oost-
Indische vrucht van + 200 gr. bestaat voor 70 % uit vruohtvleesch, dat,
gedroogd, 15 % groengekleurd apokat- of avogado-vet bevat. Dit spoedig
rans werdend vet bestaat uit ongeveer 30 % trilaurine met wat tripalmitine,
de overige 70 % zijn hoofdzakelijk trioleïne.
Vruchten van andere afkomst leverden een dikvloeibare bruine olie,
die 20 % onverzeepbare bestanddeelen bevatte, hoofdzakelijk phytosterine.
Voor deze laatste olie werden de volgende cijfers gevonden : Soortelijk
gewioht bij 15" 0.926, Verzeepingsgetal 170, Joodgetal 118.6, Smeltpunt
der vetzuren 24"—26", Vriespunt der vetzuren 18"—19".
In het museum : Vruchten.
Tetrautliera spec. div.
T. citrata Nees; boom van Java, waarvan aile deelen n a ar Citroen
(juister naar citral) rieken. De vruohtjes bevatten 20 % van een vast
vet, krangean-vet, en daarnaast een weinig van een vluchtige olie.
Ook van T. umbrosa Wall., T. foliosa Wall, eu T. furfuracea Wall,
is bekend dat zÿ vethoudende zaden hebben.
T. monopetala Roxb. (Syn. Litsaea polyantha Juss.) een hooge boom
in Eng.- en Ned.-Indië; de bessen bevatten een vet, dat als zalf en als
grondstof voor kaarsen wordt gebruikt {hoeroegading-vef).
In het museum: Vruohtjes.
Fam. Leguminosae.
Adeuaiithera pavoniiia L.
De koraalboom, in O.- en W.-Indië voorkomend, zoo genoemd n a ar de
glanzende, barde, roode zaden, die 35 % olie bevatten.
In het museum: Zaden.
AracMs hypogaea L.
Een éénjarig, kruidachtig, plat nederliggend gewas, over aile tropische
en subtropische landen verspreid. Na de vruchtzetting dringt het vruoht-
beginsel in den grond, waar op een diepte van 5—8 oM. de vruoht
rÿpt. Daardoor kunnen alleen die bloemen vruchten geven, die dicht
genoeg bÿ den grond zitten; de hooger geplaatste blÿven onontwikkeld.
Men kan bieraan te gemoet komen door ze met aarde te bedekken. Een
losse grond,^ die niet te kleiaohtig mag zÿn, is voor deze plant een ver-
eisohto. Vóór den oogst der vruchten, die op de zelfde wÿze als bÿ de
aardappels geschiedt, worden meestal de bladeren verzameld, die een
uitstekend veevoeder (met 12 % eiwit en 17 % koolhydraten) leveren. De
geoogste vruchten laat men eenige dagen in de zon drogen.
De vrucht is een droge peulvrucht met soms vrÿ dikke sohaal, waarin
1—4, meest evenwel 2 zaden, die een dunne bruine zaadhuid hebben.
De peulen zijn 20—40 mM. lang, 8—12 mM. dik. 1 HL. gedroogd en
ongesebild weegt 27—35 KG., geschild 60—62 KG. De schillen maken
21—29% van het gewicht van het zaad uit, bÿ Java-noten 21—25%.
De zaden bevatten 35—55 % olie, verschillend n a ar afkomst en andere
omstandigheden; günstig voor een hoog oliegehalte is het samenvallen
van de grootste wärmte met groote vochtigheid van den grond. In
Senegambië, waar deze voorwaarde vervuld is, loopt de geheele groei en
rÿpwording in S'/s maand af, en is het oliegehalte van het zaad zeer hoog.
Ned.-Indische zaden hebben een lager oliegehalte, meestal 42—46 %. »)
Daar de Eng.-Indisohe aardnoten in oliegehalte, maar vooral in qualiteit
der olie, aohterstaan bij de Afrikaansehe, wordt veel zaad uit Mozambique
d a ar ingevoerd voor de cultuur; het ontaardt evenwel zeer spoedig. Het
zelfde zou waarschÿnlÿk ook op Jav a gebeuren. Afrikaansche noten
(uit Ruflsque), daar geplant, gaven een zaad, dat in oliegehalte belangrÿk
achteruit gegaan was en in dat opzicht ongeveer gelÿk stond met het
gewone Javaansche zaad; ook was de verkregen olie minder goed, hoewel
wegens de geringe hoeveelheid geen afdoend oordeel mogelÿk was.
Naast de gewone aardnoot, op Jav a door de inlanders katjang tjina
genoemd, wordt daar ook gekweekt eene door K. P. Holle ingevoerde
soort, katjang waspada, die zieh van de andere onderscheidt door grooter
opbrengst, grooter oliegehalte, vroeger rÿpen (4—5 maanden in plaats van
8—9) en gemakkelÿker rooien, daar ze minder diep in den grond dringt.
De aardnoot komt geschild of ongesebild naar Europa ; de ongeschilde
lÿden minder van het vervoer en geven veel betere olie. Zÿ worden
gereinigd, zoo noodig geschild, gemalen en 2 of 3 malen geperst; de
eerste maal altÿd koud, de volgende veelal warm. De perskoek is een
uitstekend en veel gebruikt veevoeder (zie analyse blz. 19). De koud
geperste aardnoten-olie uit goed zaad is licbtgeel, bÿna reukeloos, en
heeft een zwakken boonensmaak; zÿ is niet drogend. Mindere qualiteit
olie is donkerder van kleur tot bruin toe en heeft een soherperen smaak,
vooral als zÿ warm geperst is, zooals de inlandsche Javaansche. Bÿ
3"—4" Scheldt zÿ eenig vast vet af.
Aardnoten-olie bestaat voor ongeveer 80 % uit trioleine en trilinoleïne,
waarbÿ misschien nog trihypogeïne genoemd moet worden. De overige
20% zÿn in hoofdzaak tripalmitine en voor 4—5% glycerine-verbindingen
van een paar vaste vetzuren met hoog smeltpunt (+ 75"), arachine-
zuur en lignooerinezuur, die tot herkenning en opsporing der olie
kunnen dienen.
De fijnere soorten dienen, behalve als spÿs- en tafelolie, op groote
schaal bÿ de bereiding van kunstboter en voor het inmaken van sardines;
de mindere soorten voor de zeepziederÿ, soms als smeermiddel, en in
Indië vroeger ook als lampolie.
In Europa, waar voor bet eerst in 1840 aardnoten werden ingevoerd
voor de oliefabricatie (van de Kaap-Verdische eilanden) krÿgt men tegenwoordig
de meeste aardnoten uit West- en Oost-Afrika en uit Engelsch-
Indië, verder uit China, Argentinië en Noord-Amerika. “) In de Ver-
1) Het is een bekend feit, dat het herhaald beplanten van den zelfden grond
met aardnoten, dezen uitput, waardoor zoowel de oogst zelf, als het oliegehalte
der zaden belangrÿk daalt. Misschien is dit voor een deel oorzaak van dit läge
oliegehalte, een enkele maal komt althans Java-zaad met zelfs 50 % olie voor.
“) De uitvoer uit Senegambië was in 1900 140 millioen KG., die uit Eng.-
Indië was in 1903 1.035659 cwt. = 52*/2 millioen KG. De oogst in de Vereenigde
Staten werd over 1900 gesohat op 39 millioen KG.
I 4.
%
4 .
. j;,
:■ f b ;
: 'Df .
. '.'it
■ rf: ■'
. I t