
368.
369.
en riviermonden. Eigenaardig is het, dat bÿ de hieronder
behandelde geslachten dezer familie het zaad reeds kiemt
vóór het afvalt. De kiemwortei doorboort den top der vrucht
en richt den spitsen wortel naar het slÿk. Vele soorten
leveren brandhout, sommige looi- en verfbast, sommige
werkhout.
Zie voor uitvoerige mededeelingen betreffende deze
familie: Schimper, die indo-malayische Strandflora; Karsten,
ueber die Mangrove-Vegetation im Malayischen Archipel'
en K. en V. 4, p. 276.
Houtkenmerken. Rhizophoraceae: Rhizophora, Ceriops en Bruguiera
hebben kleine poriën en smalle of matig breede mergstralen, die op
onderling gelijken afstand liggen. De poriën zijn soms verbonden door
afgebroken concentrische banden. G.
Bruguiera eriopetala W. et A. (B. Rumpliii Henslow, B.
cyliudrica Bl.). - Inl. namen op Java locaal en onzeker
vaak verward met Tandjang-s.oorten. Makoeroeng Tt. Tb
Tongke Tt. Ts. Tb. Ting. Mal. ? Daiidau, Lolaroe Tern
Kajoe-soesoe, Mangi-mangi M. TaM, Wakat, Waât, Wata
lepoe Amb. Sale-sale Mak. ? Poengei Sum. Java, (vloed
bosschen), Trop.-Azië, Afrika en Australië.
’’“•rond, aan den voet met gleuven, met lage
d o n k eT rl“ ’ ° '' r »‘ehwortels rüstend, hoog vertakt. Schors bros,
W s t f ; overlangsche en dwarse, smalle, ondiepé
d f t T ’ fn ig e z in s kleverig, rood sap. Bij deze soort is
n u r ÎT Fp f vuil-purper en geel, doch nooit holder
T F •: J “ algemeene, mm of meer gezellig groeiende boom
T n lT ™ 1 De schors wordt gebruikt tot het
sphft f® f " ‘ soms voor huisbouw. Waarscmjnlijk
is het evenals het hout van B . ggmnorhiza geschikt voor
Houtkenmerken. B ruguiera g ym uorhiza L am .: Hout rood, zeer
hard ; poriën idem, ovaal en als door overlangsche schotten verdeeld.
Mergstralen matig breed en smal, zeer talrÿk. G.
B. gyuinorhiza Lam. — Inl. namen en verbreiding als
B. eriopetala W. et A. In de Minahasa bÿ voorkeur Tongke
Tt. genoemd. In Malaka Tumu.
verT^kt ^ailYormig, rolrond, zonder gleuven, hoog
vertakt, met kleine, lage wortellijsten, op kleine steltwortels rüstend
bchors donkergrauw, met veel barsten. Gelÿkt op B. eriopetala, doch
onderscheidt zieh door de in het oog vallende, prächtig roode kelk..
Een algemeene boom in de vloedbosschen. Het kernhout is roodbruin,
fijndradig, bÿzonder hard, reukeloos, nogal onderhevig aan barsten
en trekken. Bÿ gebruik onder dak duurzaam, en bÿ gebruik onder de
laagwaterlÿn zelfs bÿzonder duurzaam. Zeer geschikt voor heipalen
in modderbodem, en lang hout goedkoop te krijgen. Op Jav a wordt
het hout weinig gebruikt. De schors bazigt men om netten te tanen
en zwart te verven. Cultuur om de geringe kosten, waarmede hÿ op
overigens onbruikbare terreinen gekweekt kan worden, zeer aan te
bevelen, vooral gecombineerd met aanplant van looistofboomen zooals
de beide Cei-Zojos-soorten. K . en V. De meeste huizen in Menado zÿn
van dit hout vervaardigd. K. S. g. 0.86. G. 0.88. R.
370. B. parviflora W^lit. et Aru. (Kanilia parviflora Bl.). -
Inl. namen als B. eriopetala W. et A. ? Sonja Tons. In Malaka
Lenggadi. Java, Mal-Archipel, Malaka.
Hg. 12 M. Stam recht, rolrond, bÿna zonder wortellÿsten, en op
korte steltwortels rüstend. Een nogal algemeene, gezellig groeiende
boom van de vloedbossohen. Gelÿkt op B. eriopetala W.et A., doch
blÿft laag en heeft weinig in het oog vallende, groenachtigo bloemen.
Het hout is alleen iu kleine afmetingen te krÿgen, en wordt gebruikt
voor staken van visohfuiken enz. K .e n V. S.g . 0.80. R. 0.97.
Houtkenmerken. Ceriops Candolleana A rn . Hout oranjerood, hard.
Poriën klein, schaarsch, in korte radiale lÿntjes. Mergstralen matig
breed, iets golvend, éénvormig, en op onderling gelÿke afstanden. G.
371. Ceriops Candolleana Arn. (C. lucida Miq.). — Tingi J.
Boeg. Kajoe-tengo Sum. ? Tanga Sum. Java Z. I, vloedbosschen
der geheele oude wereld.
Hg. 5—6 M. Stam recht, rolrond, zonder of met kleine steltwortels.
Schors grauw. Bloemen talrÿk, welriekend, groenachtig. Van de echte
Rhizophora's dadelÿk te onderkennen door de stomp eindigende bladen.
Deze verstrooid groeiende boom komt alleen in de vloedbossohen
voor. Het hout is alleen in kleine afmetingen te krÿgen, zou duurzaam
zÿn, en wordt gebruikt voor staken voor vischnetten en visohfuiken.
De schors wordt in groote hoeveelheden, als kleurstofbast,.
vooral n a ar Soerabaja uitgevoerd, en is een onmisbaar artikel voor de
inlandsche fcai'n-ververÿ. Het is tevens een goed looimiddel, dat het
Ieder fraai rood maakt. M u rra y beoordeelt dezen bast günstig, en acht
hem beter dan elkenbast. De cultuur is uiterst gemakkelÿk, en moet
worden aanbevolen. K . en V.
In Malaka heet hÿ Tengah. Het hout wordt gebruikt voor brandhout,
kniehouten van prauwen, stÿlen enz. S.g . 1.01. R. 0.90—1.01.
G. ?0.58; ?0.90; 1.08.
372. C. EoxMrghiana Arn.
Geheel als C. Candolleana A rn . Op Jav a zeldzamer, en te ondersoheiden
doordat de kelkslippen bÿ de vrucht niet onder een reohten
hoek uitstaan, maar er meer of minder dicht tegen aanliggen, en
doordat de bloembladen boven in franje verdeeld zÿn. De waarde van
den bast schÿnt iets minder. K . en V. S. g. 0.90. Q.