
rend Een al ijdgroene boom, die nabij Malang door inlanders veel
wordt gekweekt om de vruchten, die rijp als ooft worden gegeten. Het
daardoor met gebruikt. Cultuur om de vruchten aan te be-
\elen. K -e n V. In Malaka Bu kam geheeten, met zwaar, roodachtig
brum, dicht hout. R . 8. g. 0.83—0.86 G. 0.67. uuuaenug
41. 1 F. Kelampagine. - Buitenzorg.
Houtkenmerken. Flacourtia Ramontchi V ile r it.: Hout rood, hard, fijn,
onderhevig aan sphjten, maar niet aan krom trekken, duurzalm. Poriën
klein in radiale lijntjes. Mergstralen smal, gelijkvormig, dicht opeen
gelegen en let of wat golvend. G.
42. F. Ramoutchi FHérit. (F. sepiarîa Roxb. ; F. sapida Roxb.). -
Saradan J. S. Baga J. Roekem J. Lohi-hbi-asem M. Tornitomi
Gel., Molukken, Tomi-tomi-oetan Ceram. Java Z. I, MaL-
archipei, V.-Indië, Ceylon, Madagascar.
d ie n f knoesten, met breede en
l a i r « 1 ^®dekt met groote, lange, vertakte stengeldoorns,
b h v L r I ft ’ 8rauw, met overlangsche barsten, niet
bgzonder ruw. Een slechts korten tijd loofverliezende, verstrooid groeiende
wordTom^HpTì“ ’ ®P. P®™diek droge gronden voorkomt. Het bout
den rpTv “ V? «f“ ®*'” ?®“ "'®* gebruikt. De rijpe vruchten wor-
en rauw als ooft gegeten. K . en Y. Het roodachtige, moeiliik te bewS
^ T f ' ““'' landbouwwerktuigen en draai-
S.g. 0.80—0.94. G. 0.76; 0.79; 0.80; 0.82; 0.92.
F. Rnkani Z. et M. - Roekem M. S. J. Saradan J. ? Koeda-
sondak S. ? Apesong Mand. Lobi-lobi-manis M. Java Z I II
Sumatra, Malaka, Burma, Philippinen.
¡^oekig, met knoesten, met
gleuven zonder wortellijsten, volwassen ongedoornd, bij jongere boomen
houtachtige, soherpe doornen.
Schors dun, bros, grauw of bruin, afsohilferendft érij glad, met flfne
’“■erstrooid groeiende, niet zeldzame boom, die uitsluitend
-en te & p f t f bosschen voorkomt. Het bout is alleen in Ideine afmetin-
ffPbPzÌjH ffp ’ kardheid veel voor rijststampers
gebezigd. De vruchten worden, rijp, rauw als ooft gegeten, vooral van
Bii C?buur wordt om de vruchten reeds gedreven.
Bij reboisatie m. h. o. op irrigatie in Midden- en West-Java aan te be-
velen tusschen andere boomsoorten. K. en Y So- o 88
43.
44. Hydnocarpus venenata Gaertn. (H. inebrians Yalil.). -
Ceylon; te Buitenzorg gekweekt.
45. Pangium edule Reinw. - Pitjoeng S. Poetjoeng J. Pakem J.
Kapajang Borneo. Bobi of Sawan Tern. Ani Ambon. Kami,
Hami Boeroe. Pangi Tt. Tl. Ts. Tb. ? Boengoer, Kapetjong,
Hapesong, Samaöen, Sum. De zaden heeten kloewak J. Mai.
Java Z. I. II, Sumatra, Celebes, Ambon, Philippijnen.
Hg. 40 M. Stam veelal zuilvormig, vrij hoog vertakt, soms met kleine,
soms met buitengewoon groote wortellijsten. Schors grauw, blauwzuur-
boudend. Bladeren groot Vs—Vs M. lang, breed-eivormig, afwisselend.
Besvruchten V* M. lang, grauwzwart, met talrijke, groote, boekige
zaden. Een altijdgroene, soms min of meer gezellig groeiende, algemeene
boom, die op constant vochtigen, vruchtbaren grond, bij voorkeur in
altijdgroen boscb voorkomt. Het bout wordt weinig duurzaam geacht en
bijna nooit gebezigd, omdat de zaden een gezochte spjjs leveren. De
doodelijke werking der versehe en nietuitgekookte zaden, bij inwendig
gebruik voor meuscb en dier, is algemeen bekend, en tevens, dat de
afgekookte zaden een voedsel opleveren. In de Minahasa worden de
intens bittere jonge bladeren (gekookt!) algemeen voor groente gebezigd.
In West-Java worden de fijngestampte zaden als conserveermiddel gebezigd
om versehe visob over verre afstanden te vervoeren. Dr. M. Greshoff
toonde aan, dat in bijna alle deelen dezer merkwaardige boomsoort
blauwzuur voorkomt, en wel in zulke hoeveelheden, dat men uit één
enkelen boom een hoeveelheid oyaanwaterstof kan destilleeren, die aan
5000 menschen het leven zou kunnen kosten. Zie o. a. Greshoff:
Nuttige Planten van Ned. Indië. Verder Pro f. Treuh in Annales du
J a rd in de Buitenzorg. K . en V. S. g. 0.57 ; 0.59 ; 0.60.
46. Cverige monsters:
Djoekoem (2 Flacourtia sp.). Sum. Voor huisbouw. G. S. g.
0.79. — Kajoe-pangsi — Kesoembar Menado. — ? Kloewih.
S. g. 0.58. — Pakah. — Panggal.
PiTTOSPOEACEAE. K. 6U V. 4 ; B. I. 1.
Houtkenmerken. Pittosporum ferrugineum A it. : Hout wit, fijndradig,
met vrij talrijke, zeer kleine, in groepen gerangschikte poriën, smalle,
tameljjk ver uiteenliggende mergstralen en vrjj duidelijke jaarringen. R.
47. Pittosporum ferrugineum Ait. — Ki-hondje S. Ki-honje S.
Tjombrangan J. Ketjombrangan J. Leri J. Sapen J. (In Malaka
Giramong.) M.- en W.-Java, Z. I. II. soms III, Am-
boina, Sumatra, Ternate, Malaka.
Hg. 20 M. Stam nogal recht, zonder wortellijsten, vrij laag vertakt.
Sehers dun, bros, liohtgrauw, met weinig barsten, typischen Sterken
reuk, en aromatisch bitteren smaak. Het jonge loof is kaneelbruin. In
vruohttjjd trekt bjj de aandacht door de talrijke, ongeveer erwt-
groote, oranjegele vruobten met karmjjnroode zaden. Deze boom is
vooral in West-Java algemeen en komt, verstrooid groeiende, voor op
allerlei gronden en in allerlei soort bosch. Het hout wordt als te weinig