
nen aan de groote, gezaagde bladeren, de vuistgroote, zuursmakende-
vrucbten, de groenachtig witte, zeer groote bloemen, en de stand u itsluitend
längs rivieroevers. Een altijdgroene, verstrooid groeiende boom,
die in W.-Java in sommige streken nogal algemeen is. — Het bout
wordt als meestal te krom zelden of nooit gebezigd. Moet evenwel sterk
en duurzaam zijn. In Br.-Indie gebruikt voor laadstokken en stelen van
bijlen. Het is volgens Gamble rood met witte vlekken, fijn van draad
en nogal bard. Cultuur niet aan te bevelen. K. en V.
Volgens Bois ■inclust. zou het bout duurzaam zijn, gemakkelijk te
bewerken, en gebruikt worden voor timmerwerk, scheepsbouw en moleii-
werk, voorts de bast om te looien.
S. g. 0.6—0.8. P. 721. G. S. g. 0.66; 0.93.
4. D. pentagyna Koxb. - Sempoe J. of Sompor J. In Tegal en
Soemedang: Djoenti J. Java Z. I. e n ll i), Timor, V.-enA.-Indie.
Hg. 18 M. Stam zeer krom, zeer laag vertakt, met veel knoesteii,
zonder wortellijsten, soms met ondiepe gleuven. Sobers bros, grauw,
nogal ruw, met diepe overlangsche barsten, een weinig afschilferend.
Ill bloei en vrucht dadelijk de aandacht trekkend door de kromme,.
gebeel bladerlooze takken, waaraan de kersgroote, gele bloemen of oranje
vruchten in knobbels bijeen zitten. Bladeren der oude boomen in vorm
en stand zeer gelijkend op djati. In den oost-moesson is bij maanden
lang geheel bladerloos, en draagt dan bloem en vrucht. Is in 0.- en
M.-Java algemeen en groeit verstrooid op constant of periodiek water-
arme, steenaohtige gronden, en uitsluitend in ijlgroeiende, loofverlie-
zende bosschen. Het hout wordt als te krom en te weinig duurzaam,
slechts hoogst zelden door inlanders gebezigd. In Br.-Indie soms voor
inlandsoben scheepsbouw. Volgens Gamble is het hout ruw, nogal hard,
roodachtig grijs, zeer onderhevig aan barsten, scheuren en kromtrekken,
sterk, zwaar en duurzaam. Cultuur niet aan te bevelen. K . e n V S o-
0 .6 1 -1 .1 2 . P. 5 5 4 -9 0 7 . G. S .g . 0.70; 0.84.
5. Wormia excelsa Jacq. - Sempoer-segel S. Ki-segelS. Dregel
J. West- en jtfjdden Java. Z. I, Sumatra.
Hg. meest 10 M. soms tot 25 M. Stam nogal recht, zonder wortellijsten,
nogal laag vertakt. Veelal aan den stamvoot met vele jonge
loten. Sobers donkergrauw. De boom is kenbaar aan de bijzonder don-
kergroene kroon, de gezaagde, groote bladeren en de fraaie, kanariegele,
groote bloemen met gele en purpere meeldraden. Deze veel voorkomende
altijdgroene houtsoort groeit soms gezellig en het liefst in dicht, betero-
geen, altijdgroen oerwoud, en op ziltigen bodem. Ook in ijlgroeiende
bosschen, maar dan minder algemeen. Het hout wordt als buitengewoon
hard, niet zeer duurzaam, en daarbjj veelal niet in lange afmetingen te
krijgen, zelden door inlanders gebezigd. Aanplant is alleen als sier-
boom aan te bevelen. K. en V. S.g . 0.86.
1) Z. I.
le Hoogtozone van Junghuhn 0— 650 M. zeehoogte.
Z. II. 2e
Z. III. 3e
Z .IV . 4e
r „ „ 6 5 0 -1 5 0 0 „
„ „ „ , 1500—2400 „ „
„ „ 2400—3300 „
6. Overige monsters:
Colbertia ovata (J Dîlleuia aurea Sin.). Java. Volgens Dr. J.
E. de Vrij zeer Iriezellioudend. — Dillenia aurea. S.g. 0.87. —
Kajoe-sempelaboe. — Kamigara (2 Wormia sp.). Borneo. Voor
tjmmerwei± en timmermansgereedschap. v. E. S. g. 0.67. —
Masimpoer Blr. Voor huisbouw. v. E. S. g. 0.94. — Sampa. —
Sempoer-ratoe (2 Dillenia sp.). Sum. Voor telegraafpalen zeer
geschilst. V. E. S. g. 0.63. — Sempor. — Simpoer Daj. Voor
huisstijlen. v. E. — Soempoeng-goening, S.-hitam, S.-merah.
Borneo. Soempoeng is een goede timmerhoutsoort, die in
middelmatige hoeveelheid, vrij -wel op alle gronden, voorkomt.
Sterk, ook in den grond. Geschikt voor meubelhout
om de fraaie kleuren en vlammen. Niet bestand tegen vritte
mieren. Gout.
M a g n o l i a c e a e . K. enV. 4; B. I. 1.
Diliwijls met groote, fraai gekleurde bloemen.
Houtkenmerken. Magnoliaceae : Hout meest zacht, fijn, wit, grijs, geel
of olijfbruin. Jaarringen duidelijk. Poriën klein. Mergstralen smal, talrijk,
regelmatig. (Bij Magnolia is het bout soms met afwisselende lagen
van licht en donker weefsel.) G.
7. Manglietia glauca Bl. — Baros S. Manglit S. Tjempaka-
djai J. Tjempaka-boeloes J. Java, Z. II. III.
Hg. 30 M. Stam zuilvormlg, rolrond, bijna zonder gleuven, met zeer
kleine wortellijsten, nogal hoog vertakt. Sobers bros, grauw, niet bijzonder
glad, met weinig diepe, overlangsche barsten, bijzonder bitter. Tw-ijgen
met talrijke, dicht opeengedrongen, ringvormige litteekens. Bloemen
groot, geelachtig, welriekend. De plaats waar deze boom in het bosoh
versoholen staat, wordt in den regel verraden door op dennekegels
gelijkende, houtachtige, kippenei-groote, zwarte vruobten, die in grooten
getale meest onder elken volwassen boom liggen. Een altijdgroene,
niet gezellig groeiende boom, die in “W.-Java nogal algemeen is, en
voorkomt op constant vocbtigen, vruobtbaren grond, in sohaduwrijk oerwoud.
Het kernhout is breed, versch gekapt bruin met zeer duidelijk
groene tint, fijn, goed te bewerken, en met donkere concentrische ringen.
Om de groote duurzaamheid en sterkte, en andere goede eigenschappen,
wordt het in W.-Java zeer hoog gesohat voor huis- en bruggenbouw,
meubels, gereedschappen, enz. Het is een der deugdzaamste timmerhoutsoorten
van de Preanger. Aldaar is het in groote afmetingen en plaat-
selijk vrij groote hoeveelheden te krjjgen. Cultuur sterk aan te bevelen,
niet alleen om het bout, doch ook bij reboisatie van kale berghellingen