het dorp B a t h me n , de briurschappen D o r t e r h o e k , Loo en
Z u id l 00. Vroeger lag hier ook de havezathe A r k e l s t e i n . Zij
beeft eene oppervlakte van 2771 bund. Men telt er 232 h, en on-
geveer 1300 inw., onder welke 1300 Herv.
De R. K., die hier 200 in getal zijn, behooren tot de statie van
Diepenveen.
Men heeft in deze gem. eene school. De inw. vinden meest hun
Lcstaau in landbouw en veeteelt, ook heeft men er eeri aantal am-
baehtslieden en daglooners.
Het dorp B a tm e n , kortheidshalve B attem , ligt l j u. O. van Deventer,
2 i u. W. ten Z. van Holten, 3 u. Z. van Raalte aan de
Schipbeek. Het is tamelijk groot en ovcroud , werdende reeds genoemd
op het jaar 1360 in eenen verbandbrief van J an van A rkee , zeven-
tienden Bisschop van Utrecht, verleend aan de drie hoofdsteden van
het Oversticht, nil Overijssel, op St. Maria-Magdalena-avond, ter gele-
genheid van het stichten van het liuis Arkelstein. B a tm e n is uit
een vrij groot aantal huizen zamengesteld, welke echter te onregel-
matig liggen, orn lets te vormen , dat naar eene straat gelijkt.
De kerk , vöör de Reformatie aan de Lieve Vrouw toegcwijd, was
eerie van die, welke een der Bisschoppen van Utrecht aan het kapit-
tel van S x . L eboinds te Deventer had geschonken, welk kapittel
derhalve het regt had, om den Pastoor voor te stellen. Er waren
in deze kerk twee vikarijen gesticht, die van S t . C atbarina en die
Van S t . A ntonius. De bedienaar dezer laatste vikarij was tot eene
wekelijksche mis gehouden en werd door den Pastoor en den Heer van
D o m e gekozen. Misschien is hier uit ontstaan, dat na de kerkher-
vorming de halve collatie van de predikants- en kostersplaatsen aan
de Heeren van D obth gebleven is , tot dat zij door verkoop van de
overige regten dezer heerlijkheid is afgescheiden. Thans behoort deze
kerk aan ■ de Herv., die h ie r, met de ingezetenen van de buurschap
D o r t h , onder Gorssel , prov. Gelderland , eene gemeente nitmaken ,
welke tot de klass, en ring van Deventer behoort, en ruim 1700 zielen
telt. De eerste , die hier het leeraarsambt waarnam, is geweest, zoo
ver men kan nagaan, R jciiardus R evibs , die in het jaar 1632 te
B a t m e n is gekomen, en in het jaar 1672 nog aldaar was.
Het regt van collatie wordt thans bezeten door den Heer H ebmannes.
C ostek te Almelo, en de Erven van den Heer A. H. van Markee
B rouwer.
Niet ver van het dorp ten N. Staat de Bathmenscher korenmolen op
Kolmschater grond.
BATHMEN-EN-LOO, voorm. marke, in Zalland, prov. Overijssel,
waarvan het erfmarkenrigterschap aan het stift van Ter Honnepe toe-
kwam. Zij bestond uit de drie buurschappen : B a t h m e n , Loo en
A pen hui z en.
BATHUA, oude naam van de B e t ew e . Zie dat woord.
BATJAN, B a t ia n , B atjans , B atcuian , B achian, BAt s ja n , B atschian,
o f B acqeian, eil. in den Molukschen Archipel, resid. Ternate , het meest
westelijk gelegen der Ternataansclie eilanden , \V. van Gilolo , waarvan
het door de straat Patientia gescheiden is ; tnsschen 0° 8' en
0° 8 0 'Z. B. en 144° 1 7 'en 145°28'O.L. Het is een lang , smal eiland ,
dat zieh van de linie af zuidoostelijk uitstrekt en met prächtige koraal-
bedden omringd is. Na Gilolo is het het grootste der Ternataansclie eilanden
, zijnde 15 m. lang en 6 m. breed, en hebbende eenen omtrek
van ten minste 20 m.
B at ja n bestaat uit steile bergen en valeijen en heeft daardoor van
alle kanten een fraai voorkomen. De grond is vulkanisch, en bevat
eenige warme zwavelbronnen , die waarschijnlijk tot een heilzaam ge-
bruik in de geneeskunst zouden aangewend kunnen worden. Er zijn
schilderachtige wandelwegen, en men behoeft nergens eenig wild ge-
dierte te vreezen , hoewel men er vele woeste gronden vindt , maar
op zij ne hooge gronden , heeft het eiland ongemeene groote en vrucht-
bare sagobosschen en kokosboomen; rijst en vruchten groeijen er ook zecr
welig , en van alle Moluksche eilanden bragt het de beste nagelen
voort * doch de planten zijn door de onachtzame en luije bevolking
verwaarloosd. De overvloed van visch is er ongeloofelijk groot.
Het eiland is eigenlijk een onderhoorig vorstendom van den Sultan
van Ternate, en de Yorst van B atjan is zijn vasal. De Nederlanders
hebben er een fort B a r n e v e l d genaamd. De voornaamste plaats , is i
de stad B a t j a n. Ruim de helft der bewoners , die omtrent 1100 in
getal zijn , belijden de Christelijke godsdienst, en zijn zeer gehecht aan het
Nederlandsch Gouvernement. De Christenen noemt men Laboers , de
overige bewoners zijn Maleijers , die de Mahoinedaansche godsdienst belijden.
Door veelvuldige ziekten en oorlogen is hun getal aanmerkelijk
verminderd. Zij zijn zeer roofzuchtig van aard en tot den oorlog genegen.
, . .
De inwoners leefden, volgens hunne overleveringen, in 1284 van
den roof hunner naburen , en kregen in 1322 hunnen eersten Koning.
In 1343 maakten de Köningen van B atjan en van Tidor gemeene
zaak tegen die van Ternate. Later geraakten de inwoners onder de
heerschappij der Portugezen, totdat onze Zeevoogd S imon J anszoon
H oen hen in 1609 overwon, waarna de Laboers onze onderdanen
werden. H oen lie t, bij zijn vertrek, dat den 19 December 1609 plaats
had, eene bezetting van vijftig man, onder A driaan van der D e ssen ,
achter , zijnde dit onze eerste Opperkonpman op B atjan geweest. In
1627 hadden de Laboers het voornemen om het fort af te loopen en
aan de Spanjaardcn over te geven, maar de Landvoogd van Ternate,
J acob i e F ebre , hier de lucht van krijgende, kwam zulks in tijds
vöor, en strafte dit verraad , door vijfder voornaamste muitelingen te doen
onthoofden. Sedert dien tijd werden de Laboers altijd als onderdanen
der Nederlanders beschouwd; maar de Vorsten van B atjan poogden
ben steeds aan onze magt te ontrukken en tot hunne onderdanen te
maken , zelfs trachtte A llawaddien , Koning van B a t ja n , in het jaar
1677 , den Commissaris P adbregge over te halen , om zulks te erkennen,
doch de Nederlanders bleven de Laboers als liunne onderdanen
aanmerken, en de Laboers achtten deze ook steeds hunne meesters te
zijn. De Köningen van B atjan hadden , behalve dit eiland, nog eenige
kleine eilanden, binnen de 3 mijlen van B atjan gelegen, welke in
het jaar 1686 aan de Nederlandsche Oost-Indische Compagnie verkocht
zijn ; onder deze eilanden behooren , die van Tavel ly en Marego-
reang, door de Straat Patientia van Gilolo afgescheiden , O b y ten Z.
van B antjan , Xul la, Xul la Bessy W. van Ü b y , en Mysol O .
van Oby. Voorts bezit de Koning van B atjan nog eenige dorpen op
Amboina en Ceram, als hebbende de Gouverneur A driaan van d er
S t e l , in het jaar 1708, negen dorpen op Ceram aan een zijner voor-
gangers afgestaan, waarvan de bewoners echter niet onder den
toenmaligen Kroonprins van B atjan wilden staan. De Koning van
B atjan was in het vorige ja a r , 1707 , benevens 10,000 man van de