80 B A N.
hoewcl deze niocydljkhcid veel verminderd is , door de breede cn goede
wegen, die, onder bet bestuur van den Gouverncnr-Generaal van
Neerlands Indie;, den waarlijk edelcn Baron van der C apellen , door hot
geheele ciland aangelegd zijn.
llet strand is er nu eens moerassig, dan weder zandig, en vormt
vele baaijen en bogten, die goede havens aanbieden. Op het geheele
eiland vindt men geene de minste sporen van vulkanische uitbarstingen.
De menigvuldige zware wouden leveren uitmuntende houtsoorten o p ,
waarin B angka alleen door de Moluksche eilanden en de binnengewesten
van Palembang overtroffen wordt. Langs de Noordkust vindt men
overvloed van ebbenhout; ook heeft men er zeer goed hout voor meu-
belen en om te bouwen. Voorts levert het eiland op: sassafras, dra-
kenbloed , muskaaatnoten , peper, benzoin, sago, cassia en vele gc-
necskruiden. Aruchten en groenten tieren e r, bij de bebouwing van
den grond, zeer goed, en het eiland zou alles in overvloed kunnen
voortbrengen , indicn men er den landbouw en de veeteelt niet ver-
waarloosd had, ten behoeve van de bewerking der tinmijnen , die het
voornaamste voorlbrengsel van het eiland opleveren. De Gouverneur-
Generaal, Baron van der C a peil en , heeft echter, ook in dit opzigt,
belangrijke verbeteringen tot stand gebragt, en onder zijn bestuur heeft
de landbouw, op B angka , eene aanmerkelijke uitbreiding bekomen.
Het dierenrijk levert op B angka niet ongemeen veel op. Herten ,
wilde varkens en jakhalzen of wilde boschhonden, vindt men er in
groote menigte; buffels, geiten, schapen en gevogelte ziet men er
minder. Ook heeft men er velerlei insekten en slangen, waaronder
eenige kleine soorten voor venijnig gehouden worden. Groote slangen
worden door de Chinezen geopend en de gal als een kostbaar genees-
middel bewaard. Rondom de kust en in de rivieren van B angka is
ook allerlei visch in overvloed voorhanden.
B angka is zeer rijk door zijne tinmijnen , die onuitputtelijk schijnen.
Deze mijnen zijn eerst in het jaar 1710 of 1711 ontdekt geworden ,
zoo men zegt, door toevalligen brand in een der huizen. Het is
echter waarschijnlijk, dat het algemeene gebruik der inlanders, om,
tot ontginning van den grond , het bosch- en kreupelgewas af te branden,
deze ontdekking veroorzaakt heeft. De tinmijnen worden be-
arbeid door Chinezen (1), die het tin tegen acht Spaansche daalders
het pikol (129 oude ponden), in de pakhuizen van het gouvernement
alleveren, en voor een gedeelte door inboorlingen, die het echter
slechts uit de bovenlaag van den ertsgrond delven. Deze soort
van mijnen, keeliet (opperhuid, bovenlaag) genoemd, levert echter
weinig van aanbelang op. Dc inzameling van tin van het eiland
B angka vermeerdert aanmerkelijk, : vooral ten gevolge der bepaling ,
dat de Europesche administrateuren, die vroeger alleenlijk hunne
vaste traktementen hadden, thans eene zekere renumeratie bekomen,
voor elke pikol tin , welke hun distrikt oplevert.
Onder de regering van Mahmoed Badr’El-din, Sultan van Palembang,
was het behecr der tinmijnen van B angka aan zeven aanzienlijke
Palembangers opgedragen, voor rekening van den Sultan , die de ver-
eischte gelden voorschoot, om de mijnen te doen bewerken, door
Tikoes, of afstammelingen van eenen Chineschen vader en eene Malei-
( l ) H e n , die iets over deze bewerking der timm'jnen willen lezen , verwijzen wij
n a a r J . O e iv ie r s L a n d - e n Z e e t o g t e u , D. I I , bl. ¿5 i.
BAN. 81
sehe moeder. De zeven districten van deze Tikoes of Hoofden der m|Jtt-
werkers waren: Jeboes en Kl a b a t , in het Noordwestelijk gedeelte
van B a n g k a ; B linjoe aan de Oostzijde van de Klabatbaai; Songei -
Liat Marawang en Pa ng ka l - Pi na n g op de Oostkust, en Toeboö*
ali aan den Zuidkant van het eiland. Dc Sultan bedong, dat me»
al het tin, dat de mijnen gaven, tegen 8 Spaansche matten de pikol,
vaii ISO katti’s (94 Ned. pond.), zoude leveren. Behalve het tin vaa
de Tikoes werd nog door de Orang-Goenong, of bergbewoners, eene
aanzienlijke hoeveelheid ingezameld, en tegen 3 Spaansche matten de
pikol van 100 katti’s (62'Ned. pond.) aan den Sultan geleverd*
In vroeger jaren werden meer dan 29,000 pikols (ieder van 126 pond),
door den Sultan van Palembang aan de ' Oostindische Compagnie geleverd
, die hij had aangenomen, voor eene zekere som, aan de
Nederlanders te verkoopen , welke verbindtenis hij echter in 1811, toea
Java aan de Engelschen overging, verbrak, terwijl hij al de Europe-
anenin een fortje deed ombrengen, welke moord,door het Engelsche
gouvernement, onder anderen , door de onttrooning-van den Vorst ge-
wroken werd. Sedert den afstand van B angka, aan het Nederlandsch
gouvernement, wordt het tin naar Batavia gevoerd , om alleen van
die hoofdplaats, voor gouvernementsrekening, uitgevoerd te worden.
De Nederlanders verzenden dit t in, dat bijzonder tot het beieggen vaa
Spiegels gebruikt wordt, naar Europa en China, alwaar het tot de
weinige waren behoort, welke aldaar , in plaats van geld, tot inkoop
der Chinesche goederen worden gebezigd.
Het vermoeden , dat B angka ook zilver en andere metalen zou be-
vatten , is nog niet bevestigd geworden.
B angka behoort tot de eilanden, welke, bij het verdrag van 17 Mei
1812, door den Sultan van Palembang , in vollen eigendom aan de Engelschen
zijn afgestaan. Bij het verdrag van 8 Augustus 1814, is bet
door het Engelsch gouvernement aan öns Vaderland overgegeven, dat
daarvoor afstand deed van Malabaar.
Het is in verscheidene distrikten verdeeld, waarvan Bl injoe, Dje-
boes, P a n g k a l - P i n a n g , Toeboeal i , S o e n g e i - L i a t , T a n -
djong, Ant ang, Bel a r , Klabat en T a m b l a n g d e voornaamstenzijn.
Het geheele eiland is overvloedig van goed water voorzien. De
voornaamsle rivieren zijn: de Jeboes, de Dj ier ing, de Kampak,
de Ant a n g , de Lajang, de So e n ge i - L i a t , de Marawang,
de Koba, de Kot a-Wa r i n g a , de Mindo, de Bangka-Kot ta, de
Salan, de Mapoer , de Koba-Kar ran en de Koppo. Alle deze rivieren
zijn door zandbanken belemmerd, en slechts voor kleine vaar-
tuigen bevaarbaar.
De aanmerkelijkste baaijen zijn: De Re e d e v a n Mu n t o k , de
B a a i v a n D j e b o e s , de B a a i v a n Kl a b a t , de B a a i v a n
L i a t en de B a a i van Dj i e r i n g .
De merkwaardigste bergen zijn: De Monopin, door de inlanders
Goenong-Manoembing geheeten, de Maras, de Pading en de
Pa rmasang. De voornaamste kapen of punten zijn: Tandjong-
Kal iejan, Tandjong-Goent ing , Tandjong-Melaloe, Tandjong
Penjoesoe, Tandjong-Moenkoendo of Gressok, Tandjong-
Toewan, Tandjong-Ri ej ah of Sala , Tandjong - B e rk a t en
Tandjong Panggang of Lalari .
In 1668 had B angka met B i l i l o n eenen afzonderlijken Koning , die
op zijn verzoek, onder de bescherming der Oostindische Compagnie
gesteld werd; maar kort daarna is h e t , door het buwelijk van den
II. D e e l g