oudsten hot gebied over het leger ; doch de zaken hadden reeds zulk ecncn
kwaden keer genomen , dat er genoegzaam geen lierstel meer aan was;
zoodat zij zieh genoodzaakt zag met Wadjo vrede te maken. Kort te
voren hadden de onzen, op verzoek der Rijksgrooten van Sopeng,
A ro e T an e k e , bijgenaamd de Dolle Ilertog, naar Sopeng latcn ver-
trekken, om dat land tegen de Wadjorezen te beschermen; maar
deze in plaats van zieh tegen die van Wadjo te weer te stellen, wist te
bewerken, dat de Sopengers dc Koningin afzetteden , en hem tot hun-
nen Datoua of Koning verkozen ; van w elke verkiezing zij de Compagnie
kennis gaven. Dit echter vond weinig goedkeuring en toen de Koningin
zelf afgekomen was , moest hij met de vlngt plaats voor haar maken.
De Wadjorezen maakten zieh hierop meester van Bom , stelden
eene andere Koningin aan, erkenden den muiter B ontalankas voor Koning
van Goa , en verklaarden zieh op deze wijze als drie vereenigde rijken ,
tot vijanden der Compagnie. Nadat deze eerst de zaken in Goa, door
het geluk harer wapenen , hersteld had , moest Bom ook geholpen worden ;
dit geschiedde echter ten halve; want toen de Wadjorezen tweemaal gesla-
gen waren, verzuimde men naar Tossora , de hooi'dplaals van Wadjo,
op te trekken , en men liet die volken, welke de verbindtenissen met
de Compagnie niet wilden vernieuwen , naar eigen goeddunken handelen,
terwijl de verschillen , zoowel tnsschen Wadjo en de Compagnie als tus-
schen Wadjo en Bom, hangende hieven. Intusschen werd, zoo het
beette , om het algemeene nut te bevorderen , de Koningin van Bom
helet haar wettig regt tegen A bo e T an et e of den Dollen Herlog voort te zetten
en tot nog grooter smart moest zij den leenbrief, waarbij de hooge
regering haar Bonthain geschonkcn had , zien intrekken. Zij overleed in
het jaar 1749 , en in hare plaats werd haar broeder L ama O s so n g , onder
den naam van A b d u i Z ad jab o’ J ai.aloedikn , tot hären opvolger als Koning
van Bom verkozen. Deze betoonde weinig achting voor de Europeanen ;
regeerde .zijne onderdanen op eene willekenrige wijze met de uiterste
gestrengheid, en liet zieh weinig gelegen liggen aan ’s lands wetten,
die hij altijd naar zijn eigen welgevallen uitleidde. Onder deze en de
volgende Köningen nam de magt van dit rijk , hetwelk in het bondge-
nootschap met de Nederlandsche Oostindische Compagnie eenen krach-
tigen stenn vond, zoodanig toe, dat het allengs het voornaamste van
geheel Celebes werd, en zijnen invloed ten 0 . en N. op de kusten
van Tamboeko enBalante uitstrekte. Het weleer magtige rijk Loe-
hoewas er geheel aan onderworpen , even als de kleinere staten Toad-
j o , Sopeng, Ta n e t t i , Mandhur , Toeradja, L i n g u i s , Erekan,
Le i h a ; Cajel i en Toer ingam. In den oorlog van 1778, waarin
onze landgenooten Makassar stormenderliand innamen, geraakten de
rijkssieraden , zonder welke, naar de vooroordeelen dier volken, niemand
Koning zijn ban , in handen van eenen Prins van Makassar, die ze den
Gouverneur R i jk e aanhood, deze die gew'eigerd hebbende , kwamen ze in
handen van denvoorlaatsten koning van Bom. Dit gaf hem eenige aanspraak
op den troon van Makassar, en hoop op de verwezenlijking van het reeds
voor lang gekoesterde plan der Köningen van Bom om tevens heer van Makassar
te worden, en dushetZuiden van Celebes onder eene heerschappij
te vereenigen. Hoezeer dit ontwerp niet gelukte, rees echter de invloed
van Bom, door overgroote inschikkelijkheid der Compagnie al
meer en meer, en werd eindelijk dreigend voor haar gezag en voor
de onafhankelijkheid der andere vorsten. Men had de Boniers door
mime geschenken verwend, zoodat zij thans, de magtigste geworden,
die als hulde vorderden. Zoodanig was de stand der zaken
toen d e Engelschen in 1 8 1 1 het e i l a n d Celebes bemagtigden Hun
meerdere sterkte duldde minder inschikkelijkheid, en dus werd onder
anderen den slavenhandel, die er, bij den herrschenden menschenroof aan
velen eenbestaan verschalte, verboden. Doch de Koning van Bom , trotsch
op zijn verkregen aanzien, durfde zelfs de Engelschen trotseren.
In het jaar 1814 weigerde hij de schade, die den Engelschen fym-
del aangedaan was, te vergoeden en de bepaalde schattmg te -
doen, waarop de Generaal-Majoor N ig h t in g a l e , aan.het hoofd van eemge
troepen derwaarts werd gezonden. Deze nam de hoofdstad in , en
brandde’ de vorstelijke paleizen af, waarvoor hij den Yorst tot eenen
schijnbaar voor de Engelschen voordeeligen vrede dwong, en zelis de
rijkssieraden van Makassar bemagtigde, welke aan Bom nog altijd aanspraak
op dat rijk gaven; doch de noodelooze bloed- en goedversp.l-
lingen hadden geene andere gevolgen, dan dat de verdruktc Boniërs
, zoodra zij van de Engelschen verlost waren , dadel.jk weder
in opstand kwamen , sommige der Bntsche schepen aanvielen. en e
Engelschen, die zij in handen kregen, als slaven aan de nabunge
Vorsties verkochten. Hierop ondernamen de Engelscheu eenen nieuwen
aanval op het dorp Langa , waarbij de gevlugte koning, den 8 July
1816, te eenen male geslagen werd. De overwinnaars konden echter
de vlugtende inboorlingen niet naar het gebergte volgen, zoodat deze
tost weder nutteloos alliep. „a . n j ivr j _
ßii de teruggave van Celebes, in December 1 8 1 6 , aan den Nederlandschen
Commissaris en Raad van Indië C h a s s é was de toon van den
Koning van Boni onderworpen en vredelievend , doch hy kwam n ie t, vol-
gens de bestendige gewoonte naar Makassar op, en weigerde de ternggave
van het door hem veroverde , hetwelk een groot gedeelte onzer erkende
bezittingen uitmaakte. Nog altijd zockt echter de Regermg met zachtheid
te winnen , hetgeen zoo moeijelijk door geweldte verknjgen was. Inmid-
dels was de Koning van B o n i gestorven en door zijne zuster opgevolgd.
De onderhandelingen heloofden den besten uitslag ; eene memgte Vorsten
van Celebes lieten zieh op Makassar vinden , om de zoo by uitstek
zeldzame gebeurtenis, de komst van eenen Gouverneur-Generaal van
Neerlands Indië, die den 4 Juli} 1824 plaats had door hunne hulde te
vieren. Hij werd dan ook niet slechts door de Nederlandsche Gezagvoer-
ders maar ook door de meeste inlandsche Grooten en Yorsten ontvan-
gen.’ De broeder der koningin van Born , die vergezeld van eenen grooten
stoetvan Edelen en de zeven Kiesheeren des Rijks , zijne zuster vertegen-
woordigde , eischte te dezer gelegenheid , dat aan B o n i de opperinagt ot
het oppergezag over de andere staten zoude toegekend worden , zoodat
geen der Vorsten anders , dan met eenen Rijksgroote van Born yer-
gezeld, met de Nederlandsche Regèring zou hebben mögen handelen ,
hetwelk de andere Vorsten niet dulden konden , waarom zij hunne ge-
lijkheid met B o n i voor den Gouverneur-Generaal beweerden. Deze ver-
klaarde dus in persoon , dat men B o n i wel voor den eersten in rang
der Bondgenooten , doch niet als hun hoofd kon erkennen. De Prins
en zijne Grooten verzochten veertien dagen uitstel, om daarover met
de Koningin te raadplegen ; de Gouverneur-Generaal stond dit toe, doch
de heloolde terugkomst had geen plaats; men drong integendeel schrii-
telijk op de erkentenis der oppermagt van B o n i aan. Hierin nu kon de
Nederlandsche Landvoogd niet treden ; hij bekrachtigde dus het met de
andere Yorsten geslotene verbond
De heerschzucht van Boni deed al spoedig eenen nieuwen oorlog
nnfefann wof+nnrln /io Rnniprft p.ßrst de Vorsten van Tanetti en Socpa