op het eiland aan. De schermers, met hunne schuiten naderende,
trachten de Germanen wel weder te verdrijven , doch dezen , op het
eiland staande, vochten met ineer voordeel, dan de aanvallers uit
hunne schuitjes , en troffen met hunne pijlen zekerder van den oever.
De schermers, de pijlen willende ontwijken , deden , doordien zij elkander
naar eenen kant drongen , hunne schuiten overzijde hellen het-
welk geene geringe verwarnng onder de roeijers veroorzaakte. De
Germanen en Batavieren , hierdoor aangemoedigd, hadden de stout-
heid van tot den middel toe in het water te springen; de schuiten
bij den achtersteven te grijpen , die te heklirnmen, en som-
migen geheel onder water te halen. De schulten werden cin-
delijk geheel onbruikbaar gemaakt, en de vlugt der aanvallers
maakte een einde aan dezen zonderlingcn waterstrijd. Niet lang
hierna werden de legers omtrent Bedriacum , eene plaats , die
tusschen Cremona en Verona moet gelegen hebben, handgemeen.
O t h o ’s benden behaalden eerst eenig voordeel; doch A l f e n ü s V aru s
sedert de Batavische ruiters op de schermers van O tho , die over den
stroom geraakt waren, afgezonden hehbende, werden deze in het
water terug gejaag’d en daar afgemaakt. Voorts , de geheele magt
van V it e l l iü s ’s vijands leger van ter zijden aangevallen liebhende ,
vloden de benden van O t h o , van alle kanten , naar Bedriacum. Zij
werden van de overwinnaars vervolgd 9 die eene geweldige slag'ting onder
hen maakten , en den weg stopten met doode ligchamcn. O tho , de ne-
derlaag der zijnen verneinende , beham zieh met eigene hand het leven.
V it e l l iü s kreeg j h i het rijksgebied allecn in banden , en zond
de veertien keurbenden, nevens de Batavieren , naar Brittannie ,
doch dezen werden op weg oneenig zoodat hij de Batavieren van
de keurbenden afscheidde en de eerste naar Germanie zond. De
Batavieren, die nu langer, dan eene eeuw, met het Roomsche volk
vereenigd waren geweest, en de magt der Romeinen dikwijls in hun land
gezien hadden, waren, door het bondgenootschap met dit uitgebreid rijk
geenszins in krachten verminderd , maar hadden den Romeinen , tot nog
toe , volgens de voorwaarden des verbonds, mannen en wapenen geleverd,
die lang in de Germaansche oorlogen geoefend waren , en , volge ns de
oude instelling , ten minste doorgaans , door de edelsten hunner lands-
lieden , bestierd werden. C la d d id s C iv il is , een dier Batavische Krijgsover-
sten, en van Koninklijke alkomst, muntte boven zijnen landaard en boven
vele uitlieemschen in schranderheid en krijgskunde ui t , en was gewoon
zieh hij S e k to k iü s en H an nibal te vergelijken , omdat hij , even als deze
krijgshelden , maar een oog hadt. Hij was wel door G alba uit zijne
gevangenis ontslagen en naar zijn vaderland teruggekeerd , maar onder
V it e l l iü s weder in gevaar geraakt, alzoo hem ’t verbitterd leger ter
lijfslraffe vorderde. Euvel werdt dit bij zijne landslieden opgenomen.
Hij hoopte zieh te wreken in de rampen, die de, Romeinen ten gevolge
van den burgerkrijg leden. Duchtende nogtans, dat men hem als
eenen vijand zou tegengaan , indien hij het bondgenootschap met
de Romeinen openlijk verbrak , veinsde hij de partij van V e s -
pa s ia a h te zijn toegedaan , die nu in Palestina, alwaar hij den
oorlog voerde, voor Keizer was uitgeroepen. V it e l l iü s had bevo-
len , tot het voltallig rnaken zijner troepen , eene werving onder
de Batavieren te doen. Gaarne zou dit oorlogzuchtig volk
dezen last gedragen hebben, was die niet merkelijk verzwaard
geworden , door de gierigheid en overdaad der overheden. Dezen toch ver-
genoegden zieh niet met kloeke jongelingen tot de krijgsdienst te
vorderen, maar zij persten er ook oude en magtelooze lieden toe,
opdat zij ze naderhand voor geld wederom ontslaan mogten. De on-
beiaarden zelve, als zij maar van eene schoone cn njzige gestalte
waren, gelijk.de Batavische jeugd gewoonlijk was, werden tot on-
kuischheid weggesleept. Dit wangedrag verwekte wrevel en afkecr onder
de landzaten. Ook bragten de slichters van den opstand tegen de
Romcinen het zoo ver, dat de begonnen werving alom verboden werd.
C iv il is bediende zieh van deze günstige gelegenhcid. Hij kende den
zwakken Staat der Romeinsclie, krijgsmagt hier te lande. Ilij wist,
dat de keurbenden, thans längs den linkeroever des Rijns gelegerd,
niet voltallig waren. Daar lagen er namelijk zes in hot geheel; twee te Ma->
guntiacum , nu Mentz, eene te Bonna, nu Böen, en eene te Novesium , nu
Nuits. Detwee overigensloegen zieh eerlang te Vetera, nabij Xanten, neder.
ledere keurbende bestond , voltallig zijnde, uit zes duizend man. Doch de
keurbende , te Bonna gelegerd, sehijnt maar uit weinig meer dan dne duizend
man bestaan te hebben, en die, welke te Vetera kwamen, waren
niet meer dan twee duizend vijf honderd man sterk. De Romeinen hadden
, daarenboven , nog acht Batavische ruiterbenden in dienst, die te
zamen op verre na geene drie duizend man konden uitmaken.
Ook had CiyiLis hoop, om hen van de zijde der Romeinen af te trek-
ken. De geheele krijgsmagt der Romeinen, längs den Rijnkanl, zal
dus, vermoedelijk , ten dezen tijde , want tegen het einde des krijgs,
is zij nog met vier keurbenden en eenig paardenvolk versterkt geworden
geene twintig duizend man hebben kunnen uitmaken. Ditkiijgs-
volk la<r in verscheidene legcrplaatsen , van Meutz af , tot aan
den zeekant, in het Eiland der Batavieren, to e , verspreid , en was ,
dus verdeeld , te onbekwamer, om behoorlijken tegenstand te bieden.
C iv i l i s , van dit alles niet onbewust, roept. onder den schijn van een
gastmaal, de aanzienlijksten des lands en de wakkersten der gemeente ,
in een heilig woud , bijeen. En hen door den nacht en de vrolijwheid
verhit ziende, begint hij van den krijgsroem des volks te spreken ,
ensomtop, tot den einde toe, het onregt , de rooverijen en de andere
nadeelen der dienstbaarheid, die hen nu van de Romeinen schenen
bedreigd te worden. Zij werden , sprak hij , nu niet langer als bond-
genooten , gelijk cerlijds, maar als slaven behandeld. Zelden kwamen
de Stedehouders, oin kennis te nemen van de roof- en bloedgierigheid
der Oversten en Honderdmannen , aan welke men hen overleverde.
Nu was er wederom eene werving bestemd , door welke de ouders van
de kinderen, en de broeders van de broeders, als voor het laatst, werden
afgescheiden. Nimmer was de Romeinsche Staat kranker geweest,
en in de winterlegeringcn vond men niets , dan buit en oude lieden.
Zij moesten slechts de oogen opslaan , en zieh , door de ijdele namen der
keurbenden, niet verschrikken laten. Hun schoot puik van voetvolk
en ruiters over; de Germanen waren hunne bloedverwanten , de Galliers
hadden eenen zin met hen. Zelfs was de oorlog den llomeinen niet
onaangenaam, van welken de ongelukkige uitslag aan \ e s p a s i a a n ge—
weten zou worden ; terwijl men van de overwinning niemaud reken-
schap verschuldigd was. Met volkomen toejuicliing door de vergaderde
Batavieren aangehoord zijnde, nam C iv il is hen al te zamen , naar
’s lands gewoonte, onder den voorouderlijken vloek , den eed af.
Men zond vervolgens naar de Kaninefaten , om dezen ook in het ver-
bond te brengen. C iv il is noodigde daarenboven, door heimelijke
boden,, de acht Batavische ruiterbenden, die door V it e l l iü s naar