168
îiiingen , waaraan het onderhevig was, en waartegen zij zieh tot in de
4do eeuw onzer tijdrekening nog slechts zeer gebrekkig door terpen
beschermden. Deze terpen zijn in de laatste jaren door de toevallige
entdekking eener urne in het dorp Letten, in de Betuwe, door den
WelEerwaarden Heer O. G. Heldring, meest allen wedergevonden, on-
der den naam van Woerden of Hoven , welke stukken gronds , in de
oudste gemeenten van Kleefsland, zoo als te Keeken; in de Over- en
Neder-Betuwe , te Doornenburg , Gent, Ressen , Eist, Letten , Hemmen
, Driel, Dodewaard, Heusden , Kesteren , Maurik , enz. ; zelfs in
Znid-Holland , te Ilondsholredijk, bij ’s Gravenhage ; en in het Land
van Heusden, te Gênderen, gevonden worden. Zij onderscheiden zieh:
van alle andere omliggende gronden , gedeeltelijk door de zwarte aarde,
ontstaan uit de verbrande lijkstapels , gedeeltelijk door den zonderlin-
gen , onregelmatigen vorm, gedeeltelijk door de hoogte, gedeeltelijk
door de scherven van allerlei onverglaasde potten , die zij bevatten j'en
gedeeltelijk door de rigting der wegen die op hen, als een hoofd-
ef middelpunt der omstreken , uitloopen. Misschien zullen zij , na eenige
jaren, bij verdere opsporing van hunnen aard eil hunne ligging, eene
niet geringe bijdrage tot de oudste geschiedenis en aardrijkskunde van
ons Vaderland opleveren.
BATAVIA, établissement der Melaatsen , in Nederlandsch Guiana,,
kol. Suriname, op den Oostelijken oever der Cöppename, een weinig
Z. van den mond der Cossowinekreek, 20 u. W. N. W. van Paramaribo.
Het was vroeger eene militaire post van dien naam. De tegenwoor-
dige buurt B atavia bestaat uit twee rijen buizen o f liever butten., ter
wederzijden van eenen weg, die, van de rivier a f , oostwaarts loopt.
Deze butten zijn ellcndige traliekooijen van palissaden, met pinadak-
ken , waarin de hoogst ongelukkige stcrvelingen, die voor altoos van
vrienden en magen afgerukt en verlaten zijn , rondkruipen.
Zij toch, die te dezer plaatse hun verblijf houden, lijden aan eene
zeer smartelijke en ongeneeslijke ziekte , lmassie gcheeten , welke twee-
voudigis, ijamelijk de drooge en de natte boassie. Door de laatste , die
de zeldzaamste is , ontvellen de lijders langzamerhand ; door de eerste
verliezen zij vöor en na een hunner ledematen, zoo als neus , oogen ,
viagers , banden en voelen. De ziekte openbaart zieh door bruinach-
tige vlakken, die zieh over het ligebaam verspreiden en daarna in
zweren overgaan , waaraan de lijder eindelijk moet sterven, daar de
kunst ten eene male onvermogend is -legen deze verschrikkelijke ziekte.
Door aansteking plant zij zieh zeer gemakkelijk van den een op den
ander over. De hinderen dezer ongelukkigen hebben aanvankelijk
geene kenmerken van deze kwaal, doch zijn bijna zeker, dat , voor
zij den ouderdom van twintig jaren hebben bereikt, - de beginselen
zieh daarvan zullen openbaren ; hoewel zij nog menigvuldiger op de
kindskinderen , dan op de kinderen zclven voortplant, want er zijn
voorbeelden,, dat kinderen van daardoor besmette ouders van deze ver-
sehrikkelijke ziekte zijn bevrijd geblevcn.
Het Surinaamsehe Gouvernement heeft tegen deze afschowelijke kwaal
de gestrengste inaatregelen moeten nemen , en ieder eigenaar van eenen
slaaf, welke verdacht wordt gebouden, aan deze ziekte le lijden, moet
daarvan dadelijk aan de regering kennis geven, als wanneer de
ongelukkige, na gedaan onderzoek , oriverwijld aan de zamenleving
wordt onttrokken. Voorheen werden de besmctlen naar de plantaadje
V o o r z o r g , aan den regter oever der Saramaca , algemeen B o-
as s i e g r o n d genoemd, vervoerd , om daar, onder het opzigi
van eenen Directeur, te leven en zoo veel hunne krachten toe-
lieten, voor eigene behoeften- te zorgen. . Later werden zij, ten
getale ’ van eenige honderden , naar het tegenwoordig établissement
B a t a v i a overgebragt, waar zij , zoolang hunne ligchaamskrachten zulks
toelaten , onder opzrgt van eenen Directeur, thans de Heer J. II. H e k ,
een poldertje van 60 Akk. (30 morgen) gronds bewerben , waarop zij
bannanen eil aardvruchten verbouwen. Ilet meerendeel der besmetten
zijn Negers, als ook Mulatten en andere kleurlingen , slechts zelden cen of
twee blanken. Hun rampzalig lot zonde zelfs een monster van wreed-
heid de tränen uit de oogen persen ; voor hen toch is aan - deze zijde
van het graf niets overgebleven , daar de hoop zelfs zwijgt, dan de
zekere overtuiging van spoedig te zullen sterven. Bij besluit van den
Gouverneur-Generaal, d.d. 7 September 1830, staat dit établissement
onder het oppertoezigt van den Burgerkapitein der divisie Sararnacca.
Daar zij zieh hier bijna van alle menschelijke en godsdienstige troost
verstoken zagen-, beijverden zieh de R. K. zendeliiigen , om het lot
dezer engelukkigen eenigzins te leenigen, waarmede wijlen den Eerw.
Heer v a n d e r H o r s t , het eerst een’ aanvang maakte in 1823. Zijn
opvolger de Eerw. Heer J. G r o o f , Prcfect der Surinaamsehe Missie ,
en Ridder der orde van de Nederlandsche Leeuw , lieeft het begonnen
werk, op zijn vrijwillig aanbod aan het Gouvernement, met ij\er voort-
gezet , en zieh nimmer door het gevaar van door de ziekle besmet te
worden , laten terugliouden , ofschoon zijn medehelper, den Eerw. Heer
M. v a n d e r W e v d e n in 1823, ten gevolge van vermoeijenissen , t er
midden van deze ongehikkigen doorgestaan, was bezweken. Gezegde
Heer G r o o f , aangemoedigd door den Gouverneur-Generaal der kolonie
cn ondersteund door liefdadigc bijdragen uit het Moederland, is e r,
met opoffering van zijn eigen geldelijk vermögen, in geslaagd, onr
aan deze ongelukkigen eene bekwame kerk te bezorgen , ter vervan-
ging van de piria-but (eene holle , den wind doorlatende , loots van
ruwe palfissaden , met de bladen van pina gedekt, in welke gebeele zwer-
men muskieten huisvestten) welke zij van 1826 tot 1837 tot dat einde ge-
bruikten. Deze kerk is gestiebt geworden op een stuk grond, daartoe
van Gouvernementswege, op den 13 April 1853, aan hem afgestaan.
De plegtige inwijding van dit allezins doelmatig ingerigt gebouw',
heeft op den 7 Februarij 1856 plaats gehad, in legen woordigheid
van den Heer Mr. G. A. v a n d e r M e e , Ridder van den Nederland-
schen Leeuw, Secretaris van den Gouverneur-Generaal, Directeur van-
het établissement, eri van onderscheidene andere personell. De kerk
is Gode toegewijd , onder aanroeping van den H. Rociios, Patroon der
Melaatsclien. Om zieh een denkbeeid te maken van het onaangename r
dat aan de uitoefenina- der aeesteliike bedieninff alhier 1 1 u ö ü O it s verbonVden ,
zal het g*enoeg zijn te zeggen, dat Mj de godsdienstoefeninfj alle de ra-
men van het gebouw altijd moeten openstaan, cn dat , b. v. , bet
toedienen van den doop steeds aan de windzijde moet plaats hebben y
om de besmetling van hem, die doopt, af te weren , terwijl, na den
afloop der kerkdiensten , de kerk telkens geheel moet worden gerei-
nigd. « Hij die deze plaats der eilende bezoeken wil, doet wel, ’”
zegt een ooggetuige, «eerst eepe goede teug rum of goeden brandewijrr
«le nemen, laarzen, alsmede lederen bandschoenen aan te trekken enr
« volstrekt niets aan te roeren, noch op stoelen of banken te gaare
«zitten, terwijl liij , die puisten of kwetsuren aan bet gezigt lieeft,
'« het voorzigtigsle doet hier niet te komen , daar een aantal kleine
« vliegen (hier boassie-vliegen geuoemd) op de opene wonden azen, ca