i r
streken van dit eiland zijn bij uitstek bekoorlijk, zoo dat hot niet teil
onregte onder den naam van het Z e euw sch e P a r a d ijs bekend i s , hoe-
wel het den naam niet van zijne schoonheid ontleénd heeft, maar van
een voormalig klooster bij Reimerswaal, Paradisus Mariae geheeten.
Z uid-B ev e la rd h e e f t g e n o e g z a a m g e e n e d u i n e n , m a a r i s i n z i j n e n g e h e e l e n
o m t r e k m e t d i j k e n o m g e v e n , d i e o p e e n i g e p l a a t s e n w e l s c h o r r e n e n
v o o r l a n d v o o r z i e h h e b b e n , d o c h o p a n d e r e n i n h e t g e h e e l g e e n l a n d ,
m a a r e e n e a a n m e r k e l i j k e d i e p t e , h e tw e l k d e n s l a g v a n h e t w a t e r d a a r
z e e r g e w e l d i g e n h e t o n d e r h o u d e n d e r d i j k e n z e e r b e z w a a r l i j k m a a k t .
Men vindt er onderscheidene binnenwateren, als daar zijn : de
Ooster-Zwake en de Middel-Z w a k e , zijnde overblijfselen van het
oude en rnime vaarwater de Zw ake , dat Z uid-B evela rd eertijds van Borsselen
plagt te scheiden , maar 1111 afgedamd is; de thans mede afgedamde
Schenge en het Goessche diep, waardoorvroeger Wol faar t sdi jk
en 0 ost-B ev eland \an Z u id -B evelard gescheiden werden; de Kruining-
sche v lie t; de K r a bbendi jksche v lie t en andere overblijfselen van
afgedijkte kreeken ; voorts heeft men er nog eenige wielen , welke aan-
duiden , waar vroeger dijkbreuken gevallen zijn; alsmede watergangen,
tot loozing van den gevallen regen , die wel"wel onderhouden onderhouc'
, door ette-
lijke sluizen de landen alom steeds vruchtbaar houden.
Deze binnen
waterén leveren den stedeling, ook in Walcheren .
memg aangenaam
geregt van nviervisch ; een blijk, dat bet water aldaar binnendijks zoo
onzuiver en onbruikbaar niet i s , als men wel elders voorgeeft. De
voornaamste visch, die men er in aantreft, is karper en paling ; even-
wel ook nog baars, welke er voorheen veel was, maar door de snoeken
en de menschen bijna verdelgd zijn ; ook vindt men er wateren , die
niet dan paling uitleveren.
Wegens den kleiachtigen grond Van dit eiland is men er al vroeg
op bedacht geweest, om er straat- en zandwegen aan te leggen. Reeds
ten jare 1554 verzocht de regering van Goes, welke stad door eenen
feilen brand verschrikkelijk geteisterd was, de vergunning om , ten
laste der baanders of gebruikers, gedurende vier jaren , vier grooten
van leder gemet lands te mögen helfen , ten einde dit geld aan te
wenden tot verbetering der wegen, en alzoo de landlieden naar de
Goesche markt te lokken. Dit echter afgeslagen zijnde , deed zij met
goedkenring van Koning F il ip s I I , ten zelfden einde , twee schuitvaarten
graven . waarvan de eene liep van buiten de Ganzepoort der stad Goes
tot aan Kloet inge; de andere van daar over ’s Heer -Abt skerke tot
aan de Voor t r appen, en verder door de Vijfzode tot digt bij Nisse.
Deze vaarten voldeden , eenen tijd lang, zoo zeer aan de verwachting,
dat men bedacht werd, ook andere laag gelegen dorpen op dezelfde
wijze, met de stad in verbindtenis te brengen. Zelfs nog op den 17.
November 1634 verzocht en verkreeg de1 stedelijke regering van de
Staten van Zeeland verlof, om, behalve gezegde trekvaarten , nog andere
aan te leggen , mits den grond, volgens bepaüng van Dijkgraaf en Ge-
zworenen der Breede-Wat e r ing, aan eigenaren betalende, en een derde
dragende in de kosten, wanneer zij naderhand moesten worden verdol-
ven. Hiervan is evenwel niets gekomen. Maar in het jaar 1650 werd
een aanvang gemaakt met het aanleggen van straat- en zandwegen,
als hebbende de Heeten Staten van Zeeland, bij resolutie van 25
Maart 1649 , aan de bijzondere Ambaclitsheeren , voor den tijd van
tien jaren , vergund , daartoe eene belasting van vier, grooten op elk
gemet (ongeveer 22 cents van het bund.), te heffen van alle landen
in dit eiland, eenige weinige uitgezonderd. Sedert is dit octrooi van
1 ® i n i l
III III
tijd tot tijd vernieuwd en te dien einde over het eiland zes Directeurs
aanpestelil. Hierdoor is het getal dezer straat- en zandwegen zoodan.g
vermeerderd, dat zij zieh van de stad Go e s , »aar de Oost-, Westen
Zuidzijde, bijna tot alle dorpen van dit eiland uitstrekken, zoodat
de landlieden des winters, met geladene wagens en paarden , bijna uit
alle de dorpen des eilands, tot in de stad Goes komen, en men be-
hoeft hier nergens, gelijk in a n d e r e landen , tollen voor het gebruik
der wegen te betalen. Hoewel de groote weg der eerste klasse, !N . 3 ,
zijtaa van Bergen-op-Zoo.n naar Middelburg het Noordel.jke gedeelte van
Z u id - B e v e l a r d in zijne geheele le n g te d o o rlo o p t , en behalve de stad
Goes d e d o rp e n Kapel le , Kloet inge , ’s Heer -Hendr ikskmde-
ren Wi ssekerke en ’s Heer -Arentskerke aandoet, behoeft men
ook hierop geen toi te betalen , als zijnde dit door de ingezetenen at-
^ Menipvnldig zijn de lotgevallen en rampen , die het eiland Z u id - B e v e l
a r d getroffen hebben. Zoo viel er gedurende den twist over de yoogdijschap
van Graaf F l o r is V, op Vernouts-ede , vermoedehjk nabij Reimersw
a a l gelegen , een slag v o o r tusschen de benden van vrouw A l e id
rnoei van voormelden Graaf en die van O t t o H I , Graaf van Gelder,
waarbii de laatste overwinnaar bleef. g r . _QO_
Guy, Graaf van Vlaandeien, betuigde, den 2o Mei 1287, op meuw,
dat zijne voorzaten, di t , zoowel als alle de andere Zeeuwsche eilanden ,
altaos als wettig eigendom bezeten hadden. Hierdoor en door andere
oorzaken ontstond een feile o o r l o g tusschen _ gezegden Graat F l o r i s V ,
Graaf van Holland, welke laatste den Vlamingen , die te B a a r l a nd
geland waren , den 12 November 1295 door het beleid van D o e d y n v a r
E v e r ir o e r en eenigen uit het geslacht van v a r B o r s s e l e eenen volkomen
nederlaag toebragt. . aoo •,
Reeds vroeger , namelijk op St. Aachtendag van 1288, was dit
vruchtbaar land , door eenen hoogen vloed geteisterd,, waardoor het
wateromtre.it B a t h , R i l l a n d en K r u i n . n g e n , eenen germinen
tiid bleef in- en uitloopen, eer de doorgebroken gaten gestopt
waren , en men het ondergevloeide bedijkt had. Omstreeks dien tijd
heeft men aan de westzijde sommige polders en daaronder H e i n kenszand
en Overzande bedijkt. .
Het leed niet langer, dan St. Catharmendag van het jaar 1304 ,
of dit eiland trof eene gelijke ramp, oin welke te herstellen aan de
Oostzijde veel moest buiten gedijkt blijven, hetgeen naderhand geen
minder aanwas te weeg bragt. _
Twintip jaren later, te weten : m het jaar 13^4, vloeide , met den
zoopenaamden St. Clementsvloed , geheel Z u id - B e v e l a r d , aan de zyde,
daar men naar Braband de Hont opvaart, op meuw onder ; en werd
toen ook aan de zijde van Bo r s s e l e n , veel lands buiten gedij t.
De partijschappen kort na het omkomen van Graat W il l e m IV ,
het jaar 1345, ontstaan , zullen zieh ook lerstond in dit
eiland, waar zieh veel heldhaftige adel bevond, geopenbaard hebben ;
immers vindt men aangeteekend , dat hier , kort na het jaar 1346 , een
burgeroorlog plaats had , in welken het eene dorp tegen het andere op-
trok, hetwelk geen andere dan de krijg tusschen de Hoekschen en Ka-
beljaauwschen kan geweest zijn, en deze schijnt liier in het jaar foäo
nog niet tot eenigen stilstand te zijn gekomen.
Misschien heeft de ongemeene vloed, die op het laatst van Braakmaand
van het jaar 1352 voorviel, de Landzaten aangezet, om voor
eeniiren tiid de zorir voor het algemeen belang, te doen bovend-” ’