aan Koning L otüariüs. Onder zijn bestuür en wel ten jare 8 4 7 sloegen
de Deenen zieh in deze landstreek neder, die vier jaren later door de
Noormannen afgeloopen werd , terwijl zij in het jaar 837 nogmaals door
de Deenen bezocht werd , die haar twee jaren later wederom plat brandden.
Bij de verdeeling van Lotharingen , in het jaar 870 , tussehen K akei, den
Kalen en L o dewijk den Duitsclier, wordt deze landstreek het G raaf-
scdap B atua genoemd, terwijl in eenen brief van bet jaar 885 goederen
genieid worden in het E iland B etuwe (in insula B atue) gelegen.
Nadat de B i . t u w e van de Friesehe Köningen of Hertogen, aan het
Fränkische rijk was overgegaan, werd het ongetwijfeld, even als andere
landen, door Graven geregeerd; hoewel wij alleen de nanien van twee
kennen , die met zekerheid Graven van of in de B e t u w e geweest zijn.
Zoo vindt men , in het jaar 848 , aldaar eenen Graaf A n s f r id ü s , in
wiens Graafschap door zekeren F o l c k e r u s , goederen te An d e l s t , S lijk-
Ewi jk, Ei d e n enz. aan het klooster Werden worden gegeven; en in
bet jaar 8 9 7 ruilde Koning Z w e n tib o ld , een dorp (villa) van de abdij Capre-
mont met Graaf F o l b e r t , die hem daar tegen overgaf eene kerk, eenen
heerlijken hof, en zestig hoeven en slaven , in villa Hermen, in het
gouw B a t u a , binnen het graafschap van Dono.
Aangezien men in de tiende eeuw en vervolgens geene Graven van
de B e tuw e vermeld vindt, is het te vermoeden , dat het geheele eiland
in bijzondere hoven en heerschappen w as gesplitst, gedeeltelijk aan de
geestelijkheid en gedeeltelijk aan wereldlijke Heeren toebehoorende:
terwijl de keizerlijke Landvoogden aldaar het oppergezag oefenden.
Het geslacht der Graven v a n R ed ic h em bezat ontwijfelbaar aanzienlijke
goederen in d e B e tu w e , doch nadat A d e la , die door het huwelijk met
baren eersten man I s a d , Graaf van Redichem, Gravin van die landstreek
geworden was, met hären tweeden man B a l d e r i c k , in ongenade bij den
Keizer vervallen was, en hnnne goederen verbeurd verklaard werden,
kwamen sommige hunner goederen aan de Graven van Gelder en Cleve.
"Wal de Graven van Gelder van die goederen verkregen hebben is on-
zeker, waarschijnlijk is het evenwel niet veel meer dan D o d e w a a r d
geweest; dewljl onderscheidene dorpen , die later ambtsdorpen geworden
zijn , weleer bijzondere heerlijklieden waren , of hoven aan ker-
ken en Heeren toebehoorende. De meeste dezer heerlijkheden en hoven
hebben de Graven van Gelder , van tijd tot tijd , weten aan zieh te
brengen en het was eerst nadat zij een groot aantal van die dor-
den in bezit hadden , dat Graaf B e i n a ld de B e tü w e in tweeen ver-
deelde, landbrieven gaf en gerigten aanslelde. Ten laatste hadden
de Graven en later de Hertogen van Gelder de geheele B e t u w e in
linn bezit, als men hier van zeer weinige plaatsen uitzondert, die de
Graven van Cleve van de Bisschoppen van Utrecht ter leen hielden.
Het is opmerkelijk, dat er schier geen dorp in de B e t u w e gevonden
wordt, naar hetwelk niet een adellijk geslacht genoemd is. Daar de
deeling in erfgoederen aldaar tussehen de Linderen van beide kanten
plaats h ad , moesten natuurlijk de goederen in vele Onderdeelen gesplitst
worden , waaraan het dan ook toe te schrijven is , dat men er zulk
een groot aantal kleine heerlijkheden aantrefl, en de bijzondere takken
van geslachten zoo vele naamsveranderingen ondergaan hebben.
In het jaar 1507 werd d e B e tuw e door de Klevenaars afgeloopen.
In de oorlogen tussehen de Bisschoppen van Utrecht en de Hertogen
van Gelderland , zijn de Stichtschen menigmalen in d e B e t u w e gevallen
, en hebben daar grooter schade aangerigt; onder anderen trok H end
r ik . v a n B e i je r e n , de acht en vijftigste Bisschop van Utrecht, in het
jaar 1827, de Betuwe in , waar h ij, bij na alles door roof en brand
verwoestte, en die van M a rs ch en R ij sw ij k dwong schatting te
geven , zoodat liij met eenen grooten roofen buit naar Wjjk bij Duurstede
terugkeerde. Gedurende den tachtigjarigen oorlog heeft de B e tuw e van de
Spanjaarden uit Gelder, mede veel moeten lijden , waarom de ßetuwers
zieh onder- brandsebatling gaven , ten einde van dergqlijke plunderingen
en het medeslepcn van menschen bevrijd te blijven. Nadat de Fran-
schen , onder Lodewijk XIV , in het jaar 1672, aan het tolhuis, bij
Lobith, den Rijn overgetrokken zijnde , plolseling ons Vaderland
binnen g’cdrongen waren , werd ook de geheele B e tuw e doQr heu bezet,
en had daardoor niet weinig te lijden.
De B e t u w e wordt door den Nieuwendijk in twee declen gescheiden,
waarvanhel Oostelijke Ov e rBe t uwe en het westelijke Ne d e r -Be -
t uwe genoemd wordt (zie de beide volgende art.). Zij beslaat 53,000
morran lands , dus eene oppervlakte van ruini 20,800 buud. en bevat
de vollende 13 gem. : B e m m e l , Do o d ewa a r d , E c h t e l t , E i s t ,
Gent^ H emme n , He t e r e n , Hu i s s e n , I J z e n d o o r n , F e s t e r
e n , Lie n d e n , L o e u e n ,M a u r i k , V a l b u r g , en Z o e l e n ,
beslaande alzoo het kant. Rist en het groolsle gedeelte van het kant.
Tiel. Men telt er 4588 h. en ongeveer 51,000 inw. , die meest hun
bestaan vinden in den landbouw.
De grqnd is kleiachtig en bij wintertijden of zware regen schier on-
begaanbaar. Hier en daar, in de Neder-Beluwe , is deze klei eenigzins
met zand gemengd ; ook worden in de Over-Beluwe omslreeks E is t, Valburg
, Bemmel, Driel en Heteren , voortreffelijke zavelachtige gronden
gevonden, Het- land is zeer laag en vlak, en men vindt er vele
ingedijkte landen , waarom deze landstreek veel aan het water en
overslroommgen is blootgestcld,. zoo als zij onder anderen bij den
watervloed van Januarij 1820, geheel ondergeloopen is. Zij brengt
veel koren , tabak , appelen, peren en kersen voort, welke naar alle
porden des Rijks verzundeu worden.
De B e tuw e was eerlijds en is nog het vruchlbaarste gedeelte van
Gelderland en zelfs van alle de Vereenigde Nederlanden ; ofschoon het
kwelwater, dat bij hooge rivieren op de binneulanden ioopt , daarin ,
vooral sedert het jaar 1740 , eenige uadeelige verandering heeft te weeg
gebragt.
BETÜWE (NEDER-), bet westelijke gedeelte van de Betuwe, prov. Gelderland
, dat ten O. door den Nieuwendijk van de Over-Betuwe gescheiden
wordt.
Het bevat de volgende zeven gemeenten : Doodewaard, Ee h t e l t ,
I Jzendoorn, Kesleren, Lienden, Maurik-en Zoelen, en beslaat
alzoo liet grootste gedeelte van het kant. Tiel. , Voor weinige jaren was
bet npg een afzonderlijk dislrikt van bet kw. T ie l, maar thans
maakt het een gedeelte van het distr. Nijmegen uit. Men telt er
1826 h. en ruim 12,000 inw., die meest in den landbouw hun
bestaan vinden. Men heeft er geene fabrijken.
Er zijn hier ruim 11,000 Herv. , die 18 gem. uitmaken en 16 kei-
ken hebben. De R. K ., wier gctal hier 630 beloopt, maken slechts
eene gem., die van Maurik, ui t , en parochieren overigens te Tiel, en
in de Over-Betuwe. De Evang.-Lulh., die slechts 28 in getal zijn , behoo-
ren tot de filiaal gem. van T ie l, gem. van Culemborgh. De Israeliten ,
van welke men er 80 te lt, worden tot de gem. van Tiel gerekend.
BETUWE (OVER-), het oostelijke gedeelte van de Betuwe , prov. Gelderland.