besloten , ten welken einde de Generaal van d e r Bo b ch , met eenig krtjgs-
volk en hulpbenden en vergezeld van het noodige geschut, in den na-
middag van den 30 Augustus, ter stad uit- en de Biltstraat op-
toog. Aan de Oostbroeksche laan gekomen, rukte de regtervleujjel,
onder het bevel van den Heer ¿ ’A v e i ih o c l t , die laan op, en vatte,
onder bedekkingvan eenige stukken vier en twintig ponders , met een gedeelte,
ter halver wege van die laan, post. Een ander gedeelte trok ver-
der o p , to t , bij den tweesprong, waar de eene weg naar het dorp
Bunnik de andere naar d e B il t loopt. Eenige drieponders en hau-
witsers dienden dezen tot beschutting. De linkervleugel was intus-
sclien voortgerukt tot eene gemaakte doorsnijding , even boven het
zoogenaamde Biesbosch. Hier plaatste men het medegevoerde geschut
, decls op de daar sints eenige dagen aangelegde battetij,
deels op den weg. Omtrent zes ure begon het geschut van de
zijde der Utrechtenaren te speien, en een sterk kruisvuur, zoo op
de vijandelijke batterij als op het dorp d e B il t te maken , terwijl de
jagers hunbest deden , om de verschämten te verontrusten. Uit het
kamp had men , op de aannadering, drie schoten gedaan ; maar voorts
was het vutir flaauw, en deed, zoo min als enkele geworpen bommen,
eenige schade aan de genaderde uitgetogenen. Men bespeurde echter
weldra, dat alles in het kamp in beweging was en manschap daaruit,
längs de Hoole-Bilt, aanrukte. Om niet omsingeld te worden , oor-
deelden de uitgetrokkenen het ongeraden verder op te trekken en besloten ,
omtrent tien u re , naar de stad terug te keereh. Dit schieten sehijnt
van wederzijden noch dooden noch bloed gekost te- hebben ; maar bij
de vruclitelooze poging, om die uit het kamp te vernestelen, hadden
eenige buitenhuizen en gebouwen aan de Biltstraat op nieuw veel ge-
leden.
De Franschen , die, onder het bevel van den Generaal M o l it o b , in
November 1813 , Utrecht bezet hielden, plaatsten aan d e B ie t eene
observatiewacht, die evenwel door de Kozakken spoedig genoodzaakt
werd in te rukken.
Het wapen van deze gemeente bestaat uit een veld van zilver, beladen
met een St. Laurensrooster van sabel.
BILT (DE) , buursch. in het Nederkwartier der prov. Utrecht. Zie
B il t s t b a a t .
BILT (HOOLE), wijk van de gem. de B ilt, in het Overkwartier
der prov. Utrecht, arr. en kant. Utrecht. Het bevat 36 h. en
280 inw.
BILT (HUIS TE) of den B il d t , adell. huis in het balj. van Brederode
prov. Noord-Holland, arr. en 1 u. N. van Haarlem, en 1 | u. Z.
van Beverwijk, gem. Vehen-Zandpoort-Breesaap-en-Jan-Gijzenvaart,
£ u. U. van Velzen, N. van de Zandpoort, waartoe bet behoort. •
De daartoe behoorende gronden beslaan eene oppervlakte van 72 bund.
63 v. r. 39 v. eil. , en het wordt thans in eigendom bezeten door
den Heer J ozua J acob van W in t e r , te Amsterdam.
BILT (DE RONDE), d. in het Overkwartier der prov. Utrecht. Zie
B il t ( de) .
BILT-EN-OOSTBROEK, heerl. in het Overkwartier der prov. Utrecht,
arr. en kant. Utrecht, gem. de B ilt; palende N. aan de heerl. Yuur-
sche, 0 . aan Zeist, Z. aan Coelenberg, W. aan de Oostveensche
landen.
Het is eene fraaije landstreek, die zieh van een lengte van meer dan
twee uren gaans noordwaarts uitstrekt. Zij bevat bet d. de B i l t beaevens
het geh. Oostbroek, beslaat eene oppervlakte van 3043 bund.
18 v. r. 37 v. eil., telt 263 li. en 1470 inw.
Deze heerl. "werd in bet jaar 1713 verkocht aan den Advokaat
A n t o n i va n K e p p e l , maar was reeds in het jaar 1770 in het geslacht
der van E w i jc k e n , en had destijds tot Ambachtsheer den Heer J oiia n
H e n d r ik van E w i jc k ; thans wordt zij in eigendom bezeten door den
Heer Mr. D aniel J acob van E w i i c k , Gouverneur der provincie Noord-
Holland, te Haarlem.
Het wapen dezer heerl. bestaat uit een veld van zilver , beladen met
een St. Laurensrooster van sabel.
BILTKANT, ook wel de B il t genoemd, buursch. in het Nederkwartier
j der prov. Utrecht, arr. en £ u. O. 'van Utrecht,- kant.
en 3 u. Z. 0 . van Maarssen, gem. en 2 u. Z. 0 . van Maartensdijk r
J u. Z. 0 . van Blaauwcapel, waartoe het behoort.
Het is eigenlijk een gedeelte van het voorm. geregt van de
B ilt, dat met de gem. Maartensdijk vereenigd is. Men telt er
60 inw.
BILTSCHE-EN-ZEISTERGRIFT, ook wel de N ie o w e G r if t geheeten r
vaart in het Overkwartier der provincie Utrecht. Zij neemt eenen aan-
vang aan den Stoetwegenschendijk, onder de gem. Zeigt, doorloopt in
eene noordwestelijke rigting die gemeente, en de gem. de Bilt, tot aan
het d. van dien naam. Hier neemt zij eene zuidwestelijke strekking;
en loopt, den straatweg in eene regte lijn volgende, längs de plaats
Coelenberg of het Klooster en om de batterijen , voorts achter de vee-
artsenijschool längs Koningslust, en stört zieh over het bolwerk Wolven-
burg in de stadsgracht van Utrecht uit. Aan de Steenstraat ligt eene-
sluis in deze vaart. Wanneer dit water, helwelk dient om de goede-
ren gemakkelijk te kunnen vervoeren, gegraven is r weet men niet te.
bepalen, maar den 4 Augustus 1624 heeft de regering der stad Utrecht
hare toestemming gegeven , om het te verbreeden, mits zij niet behoefde'
te deelen in de kosten of lasten, welke de Staten ’s lands van Utrecht
toen schijnen op zieh te hebben genomen.
De B il t s c h e - e n - Z e is t e r g r ie t staat onder het opzigt van een afzon-
derlijk waterschap, bestaande uit eenen Watergraaf en vijf Heem-
raden.
BILTSTRAAT , weg in het Overkwartier der prov. Utrecht, van de-
stad Utrecht naar het dorp Bilt loopende, en een gedeelte van den-
straatweg van die stad op Arnhem en Deventer uitmakende.
Ter wederzijde van zandwegen voorzien, en met fraaije, hooge boomen-
beplant, biedt bij ten allen tijde van het jaar, zoowel in den zomer als in
den winter., een zeer bruikbaren rijweg en wandelpad a an, terwijl d®
onderscheidene, voornamelijk digt aan het dorp , daar längs gelegen r
buitengoederen, menigen stedeling tot eene wandeling derwaarts uillok-
ken. De gezegde buitengoederen en de overige längs dezen weg staande
huizen behooren gedeeltelijk tot de gem. de B ilt, gedeellelijk tot de-
gem. Maartensdijk en gedeeltelijk tot de gem. Utrecht.
Toen deze straatweg in het jaar 1433 vermaakt was , werd nadruk—
kelijk verboden, dien te gebruiken met rijtuigen, wier räderen met
ijzer beslagen waren, op verbeurtevan vijf ponden voor ieder rad. In
het jaar 1470, werd het onderhouden van den straatweg en de twee-;
zomerwegen te wederzijden, van stadswege aan eenen straatmaker,.
Z an d e r M a t t h i js z e , voor zijn leven aanbesteed, voor twreehonderd pond,,
stadspajement, gedurende de eerste drie, en voor honderd en vijftig
pond, gedurende de volgende jaren. Zullende hij daarenboven jaarlijks