naluurlijk terrein voor den vroeger plaats gehad kebbenden overloop of de
werking des overlaats genoegzaam bestand geweest te zijn : Immer*
in de maand Maart 1784, toen de werking tot de hoogte van 1 el
7 duimen plaats had, vindtmen het eerst van drie gevallene grondgaten
melding gemaakt; deze kolken moeten zieh niet alleen tot de bedding,
die voor overloop van het water bestemd was , bepaald liebben , maar zieh
binnenwaarts van dien nog al eenigzins aanmerkelijk hebben uitgestrekt.
De rampen, in Februarij 1793 veroorzaakt, waren grooter; daar-
door zijn groote veranderingen in dezen ovcrlaat moeten gemaakt
worden ; op gemelden tijd , zijnde omtrent 29 jaren na den aanleg J
werd de overlaats-bedding, zoo vermeend wordt, ten gevolge van
het onvoorzigtige doorsteken of de ongenoegzame wegruiming van
eenen in 1794, van wege het departement van oorlog op meerge-
mclde overlaats-bedding , gelegden dijk of kade , tot keering der toen ge-
stelde militaire inundalie, erger dan in 1784 beschadigd; de ontstane
kolken vormden, met die in 1784 aldaar gespoeld , een verbazend grond-
g a t, welks oppervlakte in 1808 nog omtrent tien rijnl. morgen besloeg ,
en daarbij zeer diep was — en, behalve dat de gedachte overlaats-'
bedding, uit het beloop en de uitgestrektheid van den laatstvoörzegden-
kolk te oordeelen, grootendeels zal vermeid zijn geworden, is door
voorschreven ongeval 72 morgen best weiland , gelegen even buhenden
benedenmond des overlaats of circa 20 minuten gaans van den
gevallen wiel, diep onder het zand bedolven.
Gemelde rampen hadden het verplaatsen en veränderen der overlaats-
bedding ten gevolge; men besloot namelijk, om, op omtrent 530 eilen
distantie binnen den bovenmond, of noordwaarts van de ontrampon-
neerde bedding , een nieuw ovcrlaats-bed, en wel een zoogenaamd rijzen-
stortebed, te leggen.
Dit ontwerp werd dan ook acbtervolgens, denkelijk in den zomer van
1795, ten uitvoer gebragt, en het gedachte stortebed werd ter plaats«?
voorschreven gelegd ; het verkreeg, in eene regte lijn of strekking dwars-
over, eene lengte van 622 eilen, de kruin werd opgewerkt ter hoogta
van het toen of rceds bij den primitieveh aanleg, vastgesteld overlaats-
pei l ,dat is : op het nulpeil of het peil der militaire inundatie te ’s Hertogenbosch
(hetwelk 4 eilen 12 duim boven A.P. gelegen is), en verkreeg
2 voeten rijnl. (0,62 eil.) breedte ; aan de beneden of stortzijde werd dit
bed over de breedte van nagenoeg 13 eilen onder een flaauw talud op
het bestaande terrein te niet bewerkt. — Dit buitenbcloop , het eigen-
lijke stortebed, bestaat geheel uit rijswerk, is op eene bijzondere wijza
zamengesteld, en bestemd om de storting des waters op de blezen ta
ontvangen en alzoo ontgrondingen voor te komen. —i Aan de boven-
zijde is de kruin met een aarden en bezood talud bewerkt, docercnda
omtrent 4 maal de hoogte.
En opdat het afkomend ijs , verbroken op het rijzend talud zouda
ncerkomen, en daaraan zoo min mogelijk schade toebrengen, had men
ook toen, of misschien eenige jaren la te r, op de kruin circa op 1
roedc rijnlandsch (5 eilen 77 duimen) afstands stevige ijsbrekers van
dennenhout geplaatst.
Het natuurlijk terrein, waarop dit rijzenstortebed alzoo gelegd is, zal
zieh doorgaans 3 eilen 4 palmen boven A. P., of ruim 7 palmen onder
bet overlaatspeil, bevinden. Het overlaats-terrein beneden gemelde rijzenstortebed
ligt vorder onder eene meestal regelmatige afdaling van bijna
12 duim per 100 eilen distantie ; in den beneden mond wordt de grond-
slag aan de zijde van Baardwijk omtrent 1 el 9 palm. , en aan de«,
kant van Drunen op ruim 2 eil. 1 palm boven A.P. bevonden.
Door waarueiningen werd nu ook van tijd tot tijd bevestigd , hetgeen
Vroeger ook reeds ondersteld was, dat namelijk de overlaat of op het
punt is van te gaan werken, of reeds aangevangen is, wanneer de ri-
vierdeMaas, te Hcusden, wassende , op 12 voeten rijnl. (3 eilen 7 7
duimen) aan het peil aldaar, . of. nagenoeg even zooveel boven A. P.
gerezen is..
Niet lang bleef intusschen deze nieuwe overlaats-bedding zonder
rampen, want in December. van het jaar 1796 scheurde een tak van
den grooten wiel van .1784 en 1795 , . hiervoren. vermeld, door het stortebed
heen, en. bnvendien .ontstond. er eene kolk in het rijzenbed ,
aan de zijde van Drunen, tegen den Leidijk. Ook in dien dijk zelven
werd,: daarter plaatse , een gat veroorzaakt , doch het linaal doorbreken
werd door de spoedige daarstelling van eene ringkade en mitsdien het
o.verstroomen van Drunen enz. voorgekomen. Nadat wijders de overlaat
weder beloopen was, werd het rijzenstortebed om die kolken heen ge-
trokken , en alzoo, onder eene veranderde rigting, weder hersteld.
Bij eene Sterke werking, de hoogste der bekende overloopen des
stortebeds van 1 el 20 duimen, welke in Februarij 1799 plaats had ,
en denkelijk van ijs verzeld was, werd de oostelijke helft van gerneld
rijzenstortebed weder zwaar beschadigd , en er vielen, op den 18Joa diep
maand, vier grondgaten in ; ten gevolge waarvan men geraden vond
bet stortebed längs de beneden kanten of beneden gemelde kolken heen
te verleggen, en dus de oude strekking , immers in zoo verre, te verla-
t en, en mitsdien, voor zoo veel het Oostelijke of meest ontrampo-
neerde gedeelte betrof.
In het laatst van het jaar 1799, bekwam het rijzenstortebed dus de
strekking, welke het met eenen elleboog van ruim 100 eilen lengte tot
nög loe beliield. Dit behoud kostte echter, tot 1812 toe, nog al aanzien-
lijke buitengewone opofferingen: zoo stroomden, in Maart van het jaar
1807, twee kolken in het stortebed, waarvan de grootste diepte 14£
eilen onder het maaiveld bevonden werd.
In Januarij 1809 viel met eene werking van 89 duimen een groot
gat in gemelden overlaat, alsmede twee gaten in het terrein daar beneden
gelegen.
In Januarij 1811 ontstonden in het stortebed zeven aanmerkelijke
grondgaten, te zamen bijna zes duizend vierkante eilen, en in een de-
zer gaten werd l l i eilen diepte onder het maaiveld gepeild, — gelijk
in den benedenmond des overlaats, aan de zijde van Baardwijk, toen
ook nog gedeeltelijk in den Leidijk, doch meest in het platte terrein,
zes grondgaten vielen.
Eindelijk werd de overlaat in 1812, zoo in de nabijheid van het
stortebed als in den benedenmond, op verschillende punten ontgrond,
doch dit was van veel minder aanbelang dan de vroegere rampen. Alle
de voorschrevene grondgaten werden successivelijk, zoodra de overlaat
beloopen was, met zandgronden gedigt en voorts die, welke in het störte
bed begrepen waren , met het rijzenbed als te voren overtrokken ; of intusschen
de straksgemelde , op den kruin gestelde ijsbrekers wel eenig
nut hebben aangebragt, is zeer twijfelachtig. Op den 18 Februarij 1799,
geraakte een aanzienlijk gedeelte dezer ijsbrekers reeds weg; er werden
geene hersteld, en na den winter van 1809 besloot men ze te laten
veryallen; in 1817 zijn de laatste weggeruimd.
Uitgezonderd, dat in Januarij 1820 nog een, doch geenszins belang-
rijk grondgat in den kruin van het stortebed, nabij den Drunenschen
Leidijk ontstond, had men daaraan, na het jaar 1812, geene buitenge