Heflcvoetsluis vetzohderi; en den Maire de kcus gelaten, om de stad te
verlaten of zieh in staat van arrest te stellen , waarvan hij dadelijkhet
eersthdeed. De Predikant P a u w — die uit den slaap gewekt, het ontilugt
was, niettegenstaande men de achterpoort van zijn huis met geladen ge-
weer bezet had — werd door gemelden H o o g e n h u iz e n en anderen overal
doch te vcrgeefs, gezöcht, bij welk onderzoek zijne echtgenoote j S a r a
M a r ia W o l t e r b e e k , benevens hunne kinderen , zeer mishandeld werden,
terwijl H o ö Ge n h u iz e n daarbij de lioofdrol speelde ; bij de brave echtgenoote
wedijverden daarentegen moed , beleid en trouw om den voorraug, zoodat
zij hare vijandert, die haar en hare vier kinderen met gevangenneming
bedreigd hadden, beschaamd deed afdeinzen. Haar man ontsnapte ,
eerst door eigen beleid , daarna door getrouwe vriendcn , gelukkiglijk
bet gevaar, en kwam, met drie Etrangers I behouden te ’s Gravenbage
aan, waar hij van het gebeurde ahn het algemeen bestuur verslag
deed. Hier stelde hij , vergezeld van den Heer J am B l a n k e n , eenen zoon
van den fabrijk der slad B r i e l l e , aan den Giaaf v a n H o g g e n d o r p
een plan voor, om niet slechts B r i e l l e , maar ook Hellevoetsluis
te bemagtigen, welk voorstel', boew'el door het Algemeen bestuur
goedgekeurd, 1 echter, uit hoofde van gebrek aan geoefende man-
«chappen, vooreerst zonder gevolg moest blijven. Intnsschen was
de verstandhouding met- den zieh binnen de stad bevindenden en der
goede zaak toegedanen Luitenant-Magazijnmeester, J. Hi Lux , onaf-
gebroken gebleven, door de getrouwe diensten van den verdien'stelijken
Briellenaar H e n d r ik Y o g e l a a r , die dagelijks uit ’s Gravenhage tot op een
kwartier uurs van de stad kwam, alwaar hij alsdan den gezegden
Luitenant wist te spreken. Alle schikkingen waren nu gemaakt, en
de noodige seinen afgesproken, om , bij de eerste, daartoe günstige,
gelegenheid, de stad te overrömpelen , toen de meeste Etrangers , door
eene uitnoodiging van den Generaal B l ü c h e r , die de Stadsfabrijk T e u n is
B l a n k e n en de Geneesheer S im o n P e t r u s d e L a n g , hadden weten aan le
plakken, daartoe uitgenoodigd, de vestingverlieten, om zieh, te Rotterdam
of te ’s Gravenhage, aan onze zijde te scharen. De Luitenant Lux , die
denzelfden morgen van den Maire H e e n em a n berigt had ontvangen , dat
de Prins van Oranje te ’s Gravenbage was aangekomen , alsmede dat
men aldaar Engelsche krijgsbenden wachtende was, vond in de ver-
warring, door het wegloopen der Etrangers veroorzaakt, eene geschikte
gelegenheid, om tot het beraamde doel te geräken. De Franschen
-hadden zieh intusschen bij het geschut verzameld, dat aan hurine
hoofdwacht geplaatst was en, met schroot geladen , zoödanig gerigt
werd , dat het de vier op de markt uitkomende hoofdstraten bestreek.
Hierdoor öntstond een oogenblik van sehrik en stilte; doch alras kwa-
men een aantal burgers, aangezet door den braven huisman N ic o l a a s
d e n B e o e d e r , op de been, waarbij zieh de‘ Kapitein der sehutterij
A n t h o n i j K r u t n e en de onverschrokken Luitenant Lux met de Hollandsche
kustkanonniers voegden. Terstond haalde men twee stukken geschut
van de wallen , waarop weldra het gevecht eeiien aanvang nam en al
spoedig algemeen werd. Nadat men alzoo gedurende anderhalf uur
onophoudelijk op elkander gevuurd had en daardoor- van wederzijden
sommigen gekwetst waren geworden , begaven zieh eenige burgers , längs
eene achterdeur, op het stadhuis, bestookten van daar uit de ramen der
tweede verdieping den vijand met klein geweer in het front, en nood-
zaakten hem zieh spoedig op genade over te geven. De burgers alzoo ,
den 1 December, door zieh zelvcn van het juk der overheersching verlost,
ontvingen reeds den volgenden dag daarvoor de dankbetuiging
van den Souvereinen Vorst, welke liun door den Vice-Admiraal K ik k e r t
en den Generaal-Maioor S w e e r t s d e L a n d a s werd ovefgebragt; de Heer
H e e n em a n en de Predikant Pxuvv werden, den 4 December, met gejuich
te: B r ie l l e binnen gehaald en laatstgemelde bield,'den volgenden dag
eenen plegtigen dankstond in de groote kerk • terw.jl, bij Koninklijk
besluit van 10 December 1817, aan onderscheidene dapperen, alsmede
a a n de Heeren H e e n em a n en P a u w , eenen zilveren eerepennmg werd
^ e m i k r waarop aan de eene zijde : Brielle den 1 December 1813,
fen aan de andere zijde: 'voor Moed en Faderlandsliefde gegriit was,
en bii besluit van 12 Januarij 1818, zij, die gemelden penning ont-
vangen hadden, gemagtigd werden dien, tot den omvang van een
Nederlandsch vijfcentsstuk verkleind , te mögen dragen. De penning
h i n a - aan een o p z e t t e l i j k d a a r t o e v e r v a a r d i g d w i t , oranje en blaauw h n t .
Er is te B r ie l l e eene beesten- en varkensmarkt, welke gehouden
wordt den eersten , tweeden en derden Maandag in November. De kermis
valt in den tweeden Maandag in Julij en duurt acht dagen.
Het oudste wapen en zegel van B r i e l l e was een paal met eenen zalm
ter wederzijden. Later was het een prächtig kasteel of slot, aan beide
zijden met kanteelen en torens, en in het midden het wapen der
Heeren van Voorne, waarbij naderhand nog de centauren tot schild-
dragers pevoegd werden. Nog later bestond het stadswapen in een schild
van keel, beladen met eenen paal van zilver, en vastgehouden mordende
door eenen hond met een menschen aangezrgt. Thans echter
bestaat het wapen, volgens besebikking van den Hoogen Raad vaft
Adel d d. 24 Julij 1816 in een schild van zilver , beladen met een
paal Van keel, bet schild gedekt met eene kroon .van goud, gesrerd
met zeventien paarlen en ter linkerzijde vastgehouden door eene C e n taurus
, onder het schild de voorvaderlijke zinspreuk : Libertatis primitiae.
■ BRIELLE (OUDEN-), naam onder welken de stad B r i e l l e , in het Land
van Voorne, prov. Zuid-Holland, voorkomt, in een privilegie van het
iaar 1280. Zie B r i e l l e . ' ' i f f l i
BRIELLE-EN-HELLEVOETSLUIS, Evangel. Luth. gem., prov. Zuid-
Holland, ring, van Rotterdam,.
Zij telt 200 zielen en heeft te Br iel le geene eigen kerk, maar de
godsdienstoefening geschiedt in de Kleine kerk der Hervormden ; terwijl
te Helle vo etsluis de dienst om de veertien dagen plaats heeft. Deze
gemeente was vroeger eene filiaal gemeente van Rotterdam, maar sedert
het iaar 1828 , bestaat zij op zieh zelve, en heeft toen tot eersten vasten
Leeraar bekomen, den thans nog hier dienstdoenden Predikant C r i s t o f f e l
J o h a n n e s H o l z a p f e l . Tot het beroep maakt het consistorie van Amsterdam
eene nominatie van drie Proponenten, waaruit de kerkeraad van
B r ie l l e alsdan eenen Leeraar kiest.
BRIELLERT , B r ie l l e n of B r i e l i -a a r t , landgoed op de iSeder-V eluwe,
prov. Gelderland, arr. en 6 u. N. W. van Arnhem, kant. en 2 u. Z, van
Nijkerh,gem. en \ u. N. W. van Barneveld,oon den weg op Amersfoort.
Dit landgoed , hetwelk met loopend water doorsneden en in zijn ge«
heel door water en grachten omringd is , heeft lomttrerrijke en uitge-
strekte wandelingen , beslaat eene oppervlakte van 88 bund, en behoort
thans in eigendom aan de erven van den Heer C o e n r a a d Jan Baron
v a n Z u y l e n v a n N t e v e l t , Woonachtig te Arnhem.
BRIELSCIIEDIEP (HET), water in ZuidrHolland, zijnde de mond
der Maas, tusschen de eilanden Voorne en. Rozenburg.
Het was in dit vaarwater, dat den 4 Julij 1354 een scheepsstrijd
plaats had tusschen M a r g a r e t h a v a n H e n e g o u w e n , Gravin van Holland,