BRUCHEM , o u d t^ d s Broechem e n o o k w e l Brockum o f Brucsem gehce-“
t e n , d . in d e n Bommelerwaard , p ro v . Gelderland, Benedendistrikt v a il
Gelderland, a r r . e n 5 £ u . Z . W . v a n Tiel, k a n t . e n J u . Z . v a n Zalt-
Bommel, g em . e n ^ u . N. 0 . v a n Kerkwijk.
Het bevat 65 h. en telt ruim 400 inw., die röeest hun bestaan vinden
in landbouw en veeteelt.
De Herv., die hier ruim 380 in getal zijn , behooren tot de gem. Bru-
chem-Kerkwijk-en-Delwijnen, welke hier eene kerk heeft.
De R. K ., die hier ongeveer 40 in getal zijn, behooren tot de par.
van Zoll-Bommel.
Men heeft er eene school , die gemiddeld door een getal van 60 leer-
lingen bezocht wordt.
B ruch em is eene heerl die even als K e r kw ijk , eene oude bezitting
was van het geslacht van de C o c k , van welk geslacht een tak den naam
van B ruchem aangenomen heeft* G e r r it d e C ock ontving B ruch em bij
broederdeeling, na den dood van zijnen vader, Heer H e n d r ik , en
wordt öp de jaren 1294 en 1320 gemeld. T heo d o ra d e C ock trouwde
omtrent het jaar 1410 met J ohan van B r u c h em , Heer van O osl-Malle,
waardoor de heerl. Bruch em en K e r k w ijk aan dat geslacht en nader-
hand aan dat van I I amaee overgingen. Thans wordt B ruchem in eigen-
dom bezeten door den Heer Mr. J ean P h ie ip p e D uqüesne , wonende op den
huize den Brink, bij Arnhem. Yolgens eene aloude overlevering zouderi
de voormalige eigenaren der heerl. liier een kästeel gehad hebben, dat
moet gestaan hebben op een stuk gronds , de S in g e l genaamd, en nog
aan den tegemvoordigen Heer toebelioorende , zooäls uit de ligging van
dien eigendom, alsmede' uit de gracht en singels , die er op geyonden
worden , nog kennelijk te zien is.
Het wapen van B ruch em bestaat in een horisontaal gedeeld schild , beladen
met een , eveneens horisontaal gedeeld , rad. Het bovenste ge-
deelte van-het schild van zilver; de velg van het bovenste gedeelte des
rads van azuur, de spaken van keel, boven het rad drie blokjes.van
keel. Het onderste gedeelte van het schild van keel, de velg van het
onderste gedeelte des rads van zilver, de spaken van keel. De geheele
haaf van het rad van goud , omgeven in het bovenste gedeelte door eenen
rand van azuur , in het ouderste door eenen rand van zilver; onder het
rad drie blokjes van zilver. Het schild gedekt met eene kroon van
azuur met gouden paarlen en randen.
BRUCHEM (POLDER-VAN-), pold. in den Bommelerwaard, prov.
Gelderland, Benedendistrikt van Gelderland, arr. Tiel, kant. Zalt-Bom-
mel, gem. Kerkwijk; palende N. aan den polder Zalt-Bommel, O./ aan
de polders van Driel en Rossum Z. aan den polder van Kerkwijk,
W. aan den polder van Delwijnen.
Deze pold. beslaat eene oppervlakte van 488 bund. , telt 65 h . ,
waaronder 25 boerderijen, en wordt, gezamenlijk met de Po ld e rs van
Kerkwij k e.n D e lw ijn en , door twee inolens van het overtollige water
op- de Maas ontlast.
B R U C H EM -KERK WIJK-EN-DEL WIJNEN , k erk. gem . , prov. Gel.
derland, klass. en ring van Bommel, met ruim 790 zielen en twee
kerken , eene te B ru ch em en eene te K e rkw ijk , die door eenen Pre-
dikant bediend worden. De eerste die hier het leeraarambt heeft
waargenomen, is geweest J o h a n n e s V e r s c h u i l , die in het jaar 1615
beroepen werd, en in het jaar 1615 emeritus is geworden. Het
beroep geschiedt door den kerkeraad', maar deze moet daarvan kennis
geve naan de Heeren der heerlijkheden Bruchem , Kerkwijk en Delwijnen.
BRUCHERHOFF, ook wel B r u c k e r h o f f , geh. in de heerl. Feltz,
grooth. Luxemburg, kw., arr., kant. en l j u. Z. O. van Diekirch,
gem. Erensdorff.
BRUCHT of B r u g t , buurs. in Zalland, prov. Overijssel, arr. en 11 u.
N. O. van Deventer, kant. en 2 j u. 0 . van Ommen, gem. Ambt-
Hardenbergh, £ u. Z. van Hardenbergh, aan de Vecht; met eene
school, 52 h. en 195 inw. Het is eene marke.
BRUCHTERBEEK, watertje in Zalland, prov. Overijssel, dat met
twee takjes op de Hannoversche grenzen, uit de Hardenbergerheide
voortkomende, zieh met eenen westelijken loop, bij de buurs. Brucht
in de Vecht ontlast.
BRUCK, d. in de heerl. Useldingen, grooth. Luxemburg. Zie
B r u c h .
BRUCKERHOFF, geh. in de heerl. Feltz, grooth. Luxemburg. Zie
B r u c h e r h o e f . *
BRUCSEM of B r c k s em d. in den Bommelerwoard, prov. Gelderland*
Zie B r u c h em .
BRUCTEREN , B r u k t e r e n , B r o e k t e r s , B r o e k e r s of B r o ek la n d e r s
Germaansche volksstam die, volgens het meest algemeen gevoelen ,
in het oostelijke gedeelte dezer landen moet gewoond hebben , hoe-
wel sommigen beweren , dat zij in Munsterland, omtrent de Lippe *
gevestigd was. Zij die ze in ons vaderland plaatsen , zijn het echter
ook niet over het juiste oord harer woonstede eens , want daar
eenigen een gedeelte van het, graafschap Zutphen als hare woonstreek
aanwijzen , willen anderen die van den oorsprong der Lippe ;en
Eems tot den Rijn en de gracht van Drusus uitstrekken, ens dit
laatste komt ons het aannemelijkste voor , ten zij men wil aannemen ,
dat zij zieh in die uitgestrekte landstreek nu eens hier dan eens daar
nedergeslagen hebbe. Zeker schijnt het althans , dat de B r u c t e r e n , in
het jaar 80 onzer jaartelling , van hunne naburen beoorloogd en uit
hunne bezitting gejaagd zijnde , later weder moed grijpende, het Land
der Tencteren (D ren th e )' en andere aangrenzende oorden , in bezit
genomen hebben. De B ru c t e r en werden in G ro o te -B ru c te r e n en
K le in e -ß rü c te r e n verdeeld.
BRUDGAMME, oude naam van het d. B r ig d a m m e , op het eil. Walte
r e n , prov. Zeeland. Zie B r igd amm e .
BRUEELIS; voorm. bürgt in het eiland Zuid-Beveland, prov. Zetland.
Zie B r ü e l is .
BRUEGEL,» oude naam van het d. B r euge l , in de Meijerij van
's Hertogenboscli, kw. Peelland, prov. Noord-Braband. Zie B r e u g e i,.
BRUEL, buurs. in het graafs. Zutphen, prov. Gelderland. Zie
B r e u il .
BRUELIS , B r u e e e is , B r u w e l is of B r u e l e e , voorm. slot, thans een
buitengoed, in het eil. Zuid-Beveland, distr., arr., kant. en l j u.
Z. 0. van Goes, gem. Kapelle-Biezelinge-en-Eversdijk, 5 m. Z. 0 .
van Kapelle, 'waarloe het behoort.
Hier stond eerst een oude wachttoren, die tot eenen bürgt of vastig-
heid tegen de invallen der Vlamingen diende. Deze toren werd door
W i e e e m IV, Graaf van Zeeland, in de eerste helft der veertiende eeuw,
benevens vele andere goederen , in leen uitgegeven aan zijnen baslaard
broeder of neef S im o n , eenen natuurlijken zoon van zekere Jonkvrouw
v a n H a a m s t e d e , die den toren tot een slot deed verbouwen, waarnaar
bij den naam van B r u e e i s aannam , welke ook door zijn geslacht ge-
voerd is , dat kort na het jaar 1550 reeds uitgestorven wra s ; welk
II. D eee. 50