'varongs of kleine spijskramen liggen aan den weg vcrsprcid , en geven7
clen reiziger gelegenheid, om zieh met de heerlijke vruchten van het
I.and, en met allerlei andere levensmiddelen te verkwikken, om des
nachts te rüsten, of bij dag voor de feile zonnestralen te schuiien. Het
zijn kleine tenten, die eenige gelijkenis hebben met de kramen , welke
men in ons vaderland op de kermissen ziel. Zij zijn meer geschikt
voor inlanders dan voor Europeanen. Deze laatsten gebruiken, wan-
heer zij groote reizen in de bovenlanden van Java doen, eigene tenten,
die ruim en gemakkelijk , en tevens fraai en eenvoudig zijn.
De Bantammers zijn verwijfd, wellustig, jaloerschin denhoogsten gr.'iadj
2U zljn valsch en wraakgierig, zoodat zij om eene beuzeling jemand wonden
of ombrengen. Zij zijn niet geestig en maken geen groote ontwerpen,
maar vinden in rust hun geluk ; ten zij zij , door. eene tijdelijke werk-
zaamheid, toekomstige grootheid , inkomsten en daaraan verbondene
voldoening van dierlijke begeerten en rust te gemoet zien. Onder-
sebeidene Hoofden slapen eenen geruimen tijd van den dag, en nemen
telkens eene andere vrouw, om gestadig eene jonge te hebben , ter-
Ä ZÜ schaaniteloosheid zoo ver drijven van te zeggen , dat zij
amfioen schuiven, om hunne lusten te prikkelen. Velen dezer Hoofden
hebben groote schulden , en gaan zoodanig daaronder gebukt, dat
zij er de slaven van zijn, en hun gezag niet durven doengelden, uit
vrees, dat deze of gene hunne schände mögt aan den dag brengen. D«
liuizen der grooten zijn morsig en terugstootend. Alle Spiegels , glas-en
aardewerk zijn bestoven , smerig, vuil en kleverig.
Er bestaal in bet Bantamsche nog weinig eerbied voor de hoofden,
hetwelk aan de laatste jaren der regeringloosheid van het Sultansch
bestuur is te wijten. In de nabijheid der stad B antam is nog een
flaauw overblijfsel van den eerbied, die aldaar vroeger voor de Sultans
kestond; maar deze strekt zieh niet ver uit , en de bevolking van
Pandeglangi s er geheel vreemd aan. De eerbied voor de Hoofden
begint echter thans aanmerkelijk toe te nemen. Vooral sedert de in
iiet jaar 1828 plaats gehad hebbende hervorming van het inlandsche bestuur.
De gemeene Bantammer is ongevoelig en heeft weinig denkbeeid ,
van schände ; de vrijen verkeeren met de kettingslaven als met hunne
broeders, en niet zelden ziet men boeven met ketens beladen, deel-
nemen aan eene danspartij met ronggings. Naar mate men de zee-
en haudelplaatsen of de Bataviasche Ommelanden nadert, wordt de
bevolking slimmer, meer in streken ervaren en ook slechter. De
meeste moorden geschieden in de omstreken van Tanara en Pon-
t h a n g , en de gedroste Soldaten , slaven en anderelandloopers hebben
de Zuidelijke bevolking veelal verontrust, en eenen ongunstigen indruk
pp haar gemaakt. De bergbewoners maken ook hier het beste ge-
deelte der bevolking uit. Zij zijn nog onveranderd en onverbasterd
gebleven, en kunnen andere volken ten voorbeeld strekken, onder hen
vrndt, men dorpen , waar nimmer gedobbeld, gevochten , gestolen,
gemoord of ontucht gepleegd wordt. De geheebtbeid aan zijne ge*
woonten veroorzaakt bij den Bantammer wederspannigheid of koppig-
. ? eP Mj zal pngaarne eenig plan bevorderen , waarvan hij het nut
met inziet. Eenvoudige bedaarde redenering, op waarheid gegrond,
neelt echter ingang bij hem. .Indien men de strandbewoners uitzon-
d e rt, is de Bantamsche natie , over het algemeen eenomen , beterdan
men denkt.
Dp Bantammers zijn Mohaniedanen, ten minste wordt de leer van
31 AiioaMEß uilerlijk door hen beocf’end , en de moskeeen des Vrijdags
druk door hen bezocht. De zoogenaamde Schrift- of Regtsgeleerden
zijn zeer onbedreven, en weten zelden met grond reden te geven,
waarom zij al of niet tot de schuld van den beklaagde besluiten.
Onder de Priesters worden enkele geleerde en verständige mannen aan-
p-etrollen De Hoofden hebben weinig lettcrkundige kenms ; hunne
brieven zijn siecht gesteld en vol spei- en taalfouten, ja ! met zelden
ziin zii onbescheiden , verward en onyerstaanbaar. Hun sebutt is
slordip- en bijkans onlcesbaar , en de min geoefende kan er geen dan
irebrekkip-e beteekenis van bekomen. De aangeboren trotscliheid vau
den Bantammer doet hem, bij de ontwikkeling zijner Vermögens
groote gedachten van zieh koesteren , terwijl hij zijne dommo laud-
genooten minacht en als beneden zieh beschouwt (1 ).
BANTAM, distr. in Oost-Indie, op het Sundasche eil . J a v a , res.
Bantam, reg. Ceram. Het is verdeeld in drie onderdistrikten of bek-
.schappcn , als: Bant am, Serdang en Njawana.
BANTAM, onderdistr. in Oost-Indie, op het Sandasche eil. Java,
res. Bantam, reg. Ceram, distr. Bantam, het Noordelijkste gedeelte
van dat distrikt uitmakende.
BANTAM, st. in Oost-Indie, op het Sundasche eil. Java, res. Bantam
reg. Ceram, distr. en onderdistr. Bantam, 16 u. W. van Batavia
6° T Z. B. 120° 27' 0. L ., aan eiene opene b aai, welke echter
door het aangroeijen der modderbanken zoo ondiep is geworden ,
dat slechts kleine schepen haar kunnen naderen.
Het is eene van de oudste en van oudsher beroemdste steden van
geheel het Oosten. Sultan A gong liet haar , op raad van zckeren Priester ,
S oeba S oas noemen ; doch Sultan I tu a b j i heeft, na den oorlog, bij Gongslag,
verboden, dien naam meer te noemen.
In vorige tijden moet zij wel twee Engelsche mijlen lang zijn
geweest , maar door eenen hevigen brand is zij zeer in aanzien verminderd.
,
B aktam ligt op eenen lagen grond en als aan den voet van een lioog
gebergte , dat zieh , daarachter , vrij ver landwaarts in verheft, het-
geen deze stad , vooral van de reede , het aangenaamste gezigt van de
wereld geeft. Ter wederzijden van B antam heeft men eene rivier, welke
beide rivieren ointrent eene mijl van daar in zee uitwateren. Midden door
de stad loopt er mede eene, die wel de grootste, maar niet zeer diep , en
slechts voor kleine platboomde vaartuigen bevaarbaar is, en gemeenlijk
alleen inet eenen bamboezen boom gesloten wordt.
Men komt in de stad, zonder dat men zulks gewaar wordt, en verheeldt
zicheer in e e n bosch van kokosboomen te zijn, dan in eene stad , staande
de huizen, indien men hutten , van riet gevlochten, met klei besmeerd
en met atapbladeren bedekt, aldus noemen mag, zonder eenige orda
of rooijing vanslraten, hier en daar verspreid , rondom welke overal
kokosboomen geplant zijn, al hetwelk met eene omheining vau gespleten
bamboesriet omringd is , waardoor ieder huisgezin geheel en al van zijne
huren is afgezonderd.
( i ) Zü die meer oratrent de *00 belangriike residentie B a n t a h verlangen te trete
n , kunnen daaromtrent meer omstandige berigten vinden, in het fraai resebreren
werk van den Hoogleeraar P. P . R o o r d a v a n E t s i n g a , getiteld : V e r s ch i 11 e n d e
R e i z e n e n I jO t g e v a 11 e n , D. IV , bl, 117-306, welk werk wrj meenden hier
voornameli'ik ten gids te moeten kiezen, als «ijnde die geleerde schrijver vroeger
Secretaria vau B a n t a h gowcesl.