boven het versehil, wie Oppervorst zoude wezen ; want van de noord-
zijde van dit eiland en onitrent Borsselen, moest men al weder
veel land buiten dijken, en een prooi der zee laten.
Onder dit woelen en strijden , zoo tegen d k a n d e r, als tegen de
zee, zal het veelal aan geregeld bestuur gemangeld hebben , waar-
om A l b r ech t van B e i j e r e n , den 13 November 1338, het ruwaardsehap
van Z d id -B eveland , aan drie inlandsche edelen opdroeg, te weten den
H e e r A rend van K rdin ingen , W il l em de H olland er van R e im e r sw a a l
e n W ol fa a r t L o d ew ijk szo o n van d e r M a a l s t e d e .
Het gedurigc vervloeijen van een meer of minder groot gedeelte des
eilands, hield aan, of nam veeleer toe, want op St. Victorsdag , van
het jaar 1373, had zulks weder plaats ,, en van dien vloed behield
geheel Zeeland lang gehengenis, door de rampen alom veroorzaakt.
Geen dezer vloeden had echter Zeeland , en wel bijzonder
dit eiland, zoodanig getroffen, als die, welke den 19 November
1404, op St. Elizabeths-dag voorviel. Viaanderen zoowel als Zeeland
zag de zee zieh hooger, dan immer geheurd was, boven de dijken verhelfen:
met dat al waren de dijkbreuken hier zoo groot niet, of reeds in
den voigenden Zomer was Z d id -B eveland weder beverscht, en kon op
nieuw zijne vruchten opleveren. Men wil, dat , door dezen vloed,
de Honte eerst is bevaarbaar geworden voor groote schepen, en dat
Antwerpen daardoor eenen gereeden weg verkreeg , om hare rijkgela-
dene kielen zeewaarts te zenden of van daar, hare havens te zien binnen
stevenen.
Nog een St. Elizabetlivloed , namelijk die van 18 November 1421 ,
moest Z d id - B evela nd aan zijne Oostzijde bezuren ; waarom Hertog J an
van B e i je r e n , met goedvinden van zijne Zeenwsche Raden en der stede.
van Reimerswale, den 21 Januarij 1422 , order moest geven, om de
dijken ten spoedigste te lierstellen.
Toen Gravin J acoba , in het jaar 1428, te Goes hare handigheid in
het schieten met den kruisboog beloond had en deswege als koninginne
uitgeroepen was, deed zij , ter erkentenis van deze voor liaar blijde
gebeiirtenis , afstand van haar regt op de vlastienden in onderscheidene
slreeken van Z d id -B ev e la n d . Deze Vorstin , het aangename van dit
eiland , den rijkdom van hetgeen het kan opbrengen en de genegenheid
der bewoners ten hären opzigte kennende , bedong , na het vol—
trekken van haar hnwelijk met Heer F ran k van B ors se le , toen zij ,
door nood geperst, zieh genoodzaakt zag van de oppermagt afstand te
doen , dit eiland voor zieh, om daarover haar leven l a n g d e heer-
schappij te voeren en er de graaflijke inkomsten van te genieten, zoo
als haar di t , hij het verdrag van 12 Augustus 1433 , toegestaan werd.
Over den lakenhandel, die hier destijds op onderscheidene dorpen
bloeide , ontstond door den naijver der stad Go e s , ten jare 1432
eenproces , dat voor het hof van Holland gevoerd werd, en verloop in dien
handelstak te weeg bragt. Goes heeft sedert dit bestaan geboet,
door van hären bodem de nijverheid te zien verhuizen, en eene traliek
tot de Engelschen te zien overgaan, waarvau zij beler dan wij de voor-
deelen kennen.
Het jaar 1477 zal altoos berucht blijven door den hoogen vloed, die
op St. Cosmus- en Damianusdag , 27 September , dit eiland groote schade
aanbragt, vooral aan de zijde der Honte, omtrent S t u i v e z a n d e
en B a a r l a n d , waar veel lands moest buiten gedijkt worden.
Toen Jonker F ran s van B re d e r o d e het hoofd der Hoekschen was geworden
, en op de zeeuwsche stroomen , alomme deed schuimen , en tot
buit maken alles , wat ztjne onderhoortgen , hetzij te water of te land
bereiken konden , had Z d id - B ev e la n d , in het jaar 1488, daarvan mede
veel te lijden. De gelieugenis van dit krijgsgeweld was nog niet ver-
paan toen dit eiland den last ondervond van de inlegering der Spaansche
benden , die , in het jaar 1303, uit den Gelderschen oorlog terug geko-
men hier vertoeven moesten, tot zij met hunnen Vorst , P il ip s den
Schoone, den 20 Januarij 1306, van Vlissingen in zee staken, om
zieh naar hun land te begeven. . _
Een tweede St. Cosmus en Damianusvloed deed, m het jaar 1509,
Nieuwland, bij Wemeldinge doorbreken. Niet lang daarna, namelijk,
den 14 December 1311 , werden wederom eenige dorpen op dat eiland
door de baren overdekt. Deze nieuwe ramp zal te smartelijker
gevallen zijn , daar de ongemakken en armoede, door eenen buitenge-
wonen vorst veroorzaakt, even te voren waren uitgestaan ; want van
14. November 1510 , tot 8 February 1511 , had het veertien weken
achtereen gevroren , zoo dat men van Antwerpen met geladene wagens
over de Schelde tot in dit eiland reed.
Geen zwaarder waterwee was hier nog gezien of vernomen , dan d a t,
hetwelk den 5 November 1530 , zijnde St. Felixdag , met eenen Noord-
westen storm veroorzaakt werd ; daar hierdoor geheel het oostelijke
gedeelte van Z did - B eveland onderliep ; zoodat aldaar meer dan
twintig bijzondere ambachten , waarhij onderscheiden dorpen, in den
vloed bedolven werden, van welke de meesten ten huidigen dage nog
niet weder droog gemaakt zijn; terwijl ook de dijk der We st water
ing , loopende dwars door het land , en welke de stad Goes besehe rm-
de , doorbrak, hetgeen mede onderscheidene dorpen deed onderloopen ;
ook nam, doordien de dijk, omtrent gemelde stad , op drie plaatsen ,
bezweken was , het geweld des waters de Ganzenpoort geheel weg , welke
niet dan met groote kosten is kiinnen herbouwd worden. Zulke feile
rampen hadden ten gevolge, dat Keizer K ar e l V, in het jaar 1531 ,
Commissarissen herwaarts zond, die van geld voorzien , orde moesten
stellen , om de ingebroken dijken te herstellen ; dan, een niet minder
geduchte vloed, den 2 November 1532, met eenen Noordwesten storm
opgekomen , vernielde alles, wat reeds met groote kosten en niet minder
vlijt was ter hand genomen, zoodat in de herwonnen polders van
Bat h , H i n k e l o o r d en Ni euwl a n d e vele menschen verdron-
ken ; desniettegenstaande waren evenwel het dorp B a t h , de H i n k e l oord
en de Ag g e r en daarmede vele landen in Mei 1539,
alwederom met ongelooflijke kosten omdijkt geraakt ; m a a r, aange-
zien men de dijken , die de vloeden moesten weren , te weinig hoogte,
en waarschijnlijk ook geen genoeg beloop had gegeven, terwijl
men ze ook niet behoorlijk met stroomatten had doen bekrammen ,
zoo werd , in October deszelfden jaars , door eenen storm, die vijf
dagen duurde , alles op nieuw eene prooi der golven , zoodat alle aan-
gewendc kosten te eenen male verloren gingen.
Hetgeen van dijkstalen en landscheidingen nog mogt overgebleven
zijn , zullen de verdere vloeden van 14 Januarij en 13 February 1551,
2 en 3 November 1555, 11 en 12 Januarij 1557, en laatstelijk die
van 1 November 1570 verdelgd hebben ; zoo als men aangeteekend
vindt, d a t, eenige jaren na de overstrocming van het jaar 1530 , de
dijk tusschen Re i n i e r swaa l en het tolliuis voor BergeD-op-Zoom
doorgebroken en geheel vernield is.
Na hetinnemen van Brielle door de Watergeuzen , in het jaar 1572,
en het daarop gevolgde overgaan van Vlissingen en Yeere tot ’sPrin-
II. Deel, 25