Gcrmanie gezonden cn nu te Maguntiacum aangekomen waren, orii
eene lijn me t hem te trekken.
Onder de Kaninefaten bevond zieh zekere B r in io , die stout van inborst en
daarbij van eene aanzienlijke afkomst was. Deze beviete zijnen lands-
lieden te meer, om de weerspannigheid die zij nvader tegen de Romeinen
betoond had. Ook werd hij , volgens bet gebruik dier tijdcn op een
seliild gezet , op de schouders der dragers geheven, en tot Hoofdman
over der Kaninefaten krijgsvolk verkoren. B r in io öntbood terstond
de Friezen , die over den Rijn , welke door bet tegenwoordig Leyden
loopt, woonden, en viel, niet verre van de Noordzee, op de twee
naastgelcgen Romeinsche winterlegeringen aan , welke men ineent in
het Huis te Britten en te Roomburg geweest te zijn. De Soldaten ,
dezen overval niet verwacht hebbende, verbeten de legerplaatsen , die van
de Kaninefaten en Friezen gepliinderd werden. De bürgten der Romeinen
werden met gelijke verdelging bedreigd , doch , als niet te ver-
dedigen , door de Romeinsche Oversten zelve in brand gestoken.
Oordeelende , dat het hem voor als nog geraden was te veinzen , hield
C iv il is zieh, alsaf hij geene kennis van B r in io ’s aanslag, had ge-
had, en berispte zelfs de Oversten , dat zij de bürgten verlateii
hadden. Elk moest, zeide hij , maar weder naar zijn winterleger te-
rugkeeren , terwijl hij met de bende , die onder hem storid, het op-
roer der Kaninefaten zoude dempen. Hij had namelijk voor, de Ro-i-
meinsche benden , dus van een verspreid j in hunne winterlegeringen
af te maken. Doch alzoo C iv il is aanhang , die zieh met den begonnen krijg
verheugde , geen groöt geheim van zijnen toelegmaakte , bleek het weldra,
dat niet B r in io , inaar C iv i l i s , de hoofdaanlegger van dezen opstand was.
C iv il is dan , ziende dat zijne listen niets uitwerkten , nam zijne toe-
vlugl tot hot geweld. Hij trok de benden der Kaninefaten, Friezen
en Batavieren bijeen, en voerde die, behoorlijk verdeeld, tegen de
Romeinen aan. Dezen waren niet ver van den Rijnstroom gelegerd,
op welken zij zieh tegen den vijand wilden bedienen van eenige schepen
, aldaar, na het verbranden der bürgten , aangekomen. Nog niet
lang had men gevochten, toen de bende der Tongren de Romeinen afviel en
dekrijgsteekenen aan C iv il is overdroeg, waardoor de verschrokken Romeinen
, van bondgenooten en vijanden, geslagen werden. Ook werd diezelfde
trouweloosheid gepleegd door de Romeinsche schepen , die op de
Lenden van C iv il is waren afgezonden. De roeijers, grootendeels
uit Batavieren bestaande, verhinderden, door hunne schijnbare on-
ervarenheid, eerst de verrigtingen van het bootsvolk en de voor-
vechters ; naderhand , zieh tegen deze aankantende, wierpen zij,“ de
achterstevens tegen den Germaanschen oever aan ; terwijl zij einilelijk de
stuurbeden en honderden manschappen met hen vermoordden , waar-
van zij slechts diegenen , welke het met hen eens waren I uitzonder-
den, zoodat de gelieele vloot van vier en twinlig schepen, of van
zelve tot C iv il is overkwam, of genomen werd. Roemruchtig was deze
overwinning voor C iv il is en de zijnen, die daardoor wapenen en
schepen bekwamen. Hierna behaalden zij nog onderscheidene voordee-
len op de Romeinen. Zij belegerden eene hunner sterkste vestingen ,
C a s t r a v e t e r a of de o u d e L e g e r p l a ä t s genaämd , en dwon-
gen die door hongersnood tot de overgave (1). Alle welke bedrijven
(1) Deze legerplaats, ook eenyoutlig Y e te r a genaamd, en waarschijnlijk a an -
gclcgd, onder het consulaat van Lucius Domitius en Publius Scipio, omstreeks
him b|j de Germanen en Gallier* den naam van herstellers der vrijheid
deden verkrijgen. .
Het Romeinsche Opperhoofd C e r b a l is , in het jaar 7 0 , met een t a l -
rijk leger herwaarts gezonden, behaalde onderscheidene voordeelen op
de B a t a v ie r e n en hunne bondgenooten, en noodzaakte C iv il is emde-
Ujk tot een verdrag, waarbij hij zieh verbond tot het afleggen der
wapenen, mits hij en de B a t a v ie r en weder, zoo als van ouds,
voor bondgenooten der Romeinen erkend werden , zonder tot het op-
brengen van eenige schatting verpligt te zijn.
Omtrent 200 jaren bleven hunne zaken in dien Staat, gedurende
welken tijd zij de Romeinen nog vaak uitstekende ebensten bewezen;
doch, in het jaar 277 en later, maakten de Franken en Saksers zieh
beurtebngs meester van dit land , en eindelijk geraakten de B a t a v i e r e n
zoodanig met deze volken en in de Romeinsche legers vermengd,
dat zij opliielden een afzonderbjk volk uit te maken (1).
BATTOE, eil. in Oost-Indie, in den Sundaschen Archipel. Zie
ABATTOLINO, eil. in Oost-Indie, in de Zee van Celebes. Zie
B a to e -L * n a .
BATUA, oude naam van de B e t d w e . Zie dat woord.
BAUMüHL, geh. in het baljuwschap van Luxemburg. Zie B o h »
MÜHL.
BAUTENBERG, d. in de heerl. St. Jansberg, grooth. Luxemburg.
Zie B u d er sb er o .
BAUWANG (TOELANG-), riv. in Oost-Indie , op het Sundasche ei-
land Sumatra. Zie T oelang- B aw a n g .
BAUWERD, oude naam van het d. B aa rd . Zie dat woord.
BAUWERD , wierde in het Westerkwartier der prov. Groningen ,
bij het dorp Ezinge.
BAUWOER, st. in Oost-Indie, op het Sundasche eil. Java, resid.
Soerakarta, landsch. Panaraga, aan eene kleine rivier, die in de
Pangal valt _
BAUWORNE , lands, in Oost-Indie, op het Sundasche eil. Java,
resid. Kadoe.
In 1811 werd het door den Keizer van Mataram aan ons Gouvernement
afgestaan.
BAVA, P o e lo B a v a / klein eil. in Oost-Indie, in Ae Indische Z e e ,
tot den Sundaschen Archipel behoorende , aan de westzijde van het eil.
Sumatra, Z. van Nias ; 0° 82' N. B. , 115° 4' 0. L.
BAYANGE, d. en gem. in het graafsch. W iltz , grooth. Luxemburg.
Zie B av in g . _
BAVEGEM, voorm. d. of heerl. in Staats-Vlaanderen. Zie B a a m (br.).
het ja a r 14 voor C. geboorto, en vermeid in het j a r r 45i door -A ttila . Koning
der Hu n n en , lag in de nabijheid van X anten, waar de Colonia T rajaua is gevestigd
geweest; zie S p e n ra th , a l t e r c h . M e r k w ü r d i g k e i t e n d e r S t a d t X a n t
e n , u n d i h r e r U m g e b u n g , h c r a u s g e g f l b e n d u r c h J. M o o r e n , Cro-
feld 1837. 1 , 3 u. 116.
(1) Men l. ze over hunne levenswijze , wijze van norlogvoren , rege rin g sv o rm,
ta a l, huwlijks- en begraafnisplegtigheden en godsdienst, het A l g em e e u O v e r -
ei gt , voor ons Eerste deel, bl. s-7 .
II. D e e l . 15