voorstellcn, liehevens verschillende afbeeldingen van mindere goden of
menschep, die oiferhanden schijnen aan te brengen, versierd is (1).
In bet jaar 1794 werd bet gcheele distrikt Malang gesteld onder
den Regent van Bang’il , S oero A bie N egoro , aan wien deze landen
voor zes ja ren , te rekenen van 19 November 1794, om niet werden
afges(.aan. Deze bewindvoerder , die later door den Gouverneur-Gene-
raal Daendels met de ridderorde begiftigd werd, heeft hier tot in 1818
het gezag geVoerd. Thans, maakt Ma l a n g weder een afzonderlijk
regentschap uit.
BANG’IL , riv. in Oost-Indie, op het Sundasche eil. Java, resid.
Passaroewang. Zij ontspringt bij Tjidono en ontlast zieh in zee by
Kalie-Anjar.
BANG’IL , st. in Oost-Indie, op het Sundasche eil. Java, resid.
Passaroewang, reg. Bang'll.
Het is de residentie van den regent en eene zeer bekoorlijke plaats,
waar men onderscheidene groote steenen gebouwen en zeer ruime, goede
liuizen aantreft, allen tijdens het regentschap van den Heer de R idder
gebouwd. De woning van den regent is echter oud eri beantwoord niet
aan het overige. Men heeft er eene ruime passer of marktplaats, die
rijkelijk van levensmiddelen van allerlei aard is voorzien en zeer druk
bezocht wordt.
B ang’il heeft längs twee onderscheidene wegen, die beiden zeer
fraai zijn , gemeenschap met Pandaän ; ook kan men er, längs eenen
goeden weg', die voor een klein gedeelte met boomen beplant, doch
overigens onbeschut i s , naar Passaroewang komen; en er loopt een
breede weg , die met gayom en tamarindeboomen is beplant, van daar
naar Gerapel.
Tijdens de in de geschiedenis van Java bekende S oebapati (wiens
eigenlijke naam was S ie Ontoong) , onder den naam van R adin A di-
pati W iba N egara, hoofd van Passaroewang was , en als zoodanig de
Oost-Indische Kompagnie veel schade toebragt, vertoonden zieh de
Nederlanders, onder bevel van den Heer K nol, op den 11. October
1706 , voor B ang’il , en wierpen er verscheidene schansen tegen
op. Vijf dagen later viel aldaar een bloedig gevecht voor. Het ge-
lukte den onzen den hoogen en dikken muur te beklimmen, waarop
S oebapati, die bij deze gelegenheid eene wond aan den schouder
bekomen had, waaraan hij den 18. November overleed, zieh genood-
zaakt zag de plaats te verlaten. In 1712 werd B ang’il door de zonen
van S oebapati en den Prins van Balambangang hernomen.
BANGKA of Banka, eil. in Oost-Indie, in den Sundaschen Archip
e l, ten 0 . van Sumatra, op 7 mijlen afstands van dat eiland, tus-
schen 1° 38' en 3° 10' Z. B., en 122° 63' en 123° 82' 0. L. Worden de
N. bepaald door de Chinesche zee, N. 0 . door de straat Kasper, die
het van het eil. Billiton scheidt, Z. W. door de straat Bangka,.die
het van Sumatra scheidt, N. W. door de Straat van Malakka.
Het is een langwerpig, ongelijkvormig vlak met onderscheidene voor-
uitstekende hoeken, die vele baaijen en havens vormen , waarvan de
Baai van Muntok de voornaamste is. De Zuidoostelijke hoek van
het eiland loopt puntig u it; de zuidelijke landtong van den Noord-
( l) Over dezen tempel en eene daartoe betrekkeli.jke legende, leze men vOOrts :
H. J. D o u is , de R e s i d e n t i e F a s s a r o c a n g op h e t e i l a n d J a v a , bl.
i6 i- i6 5 .
Ill
westelljkcn hoek heeft eene ronde gedaante, fen de beide noordelijkc
armen eindigen met een bijna vlak strand. De kampongs of dorpen
liggen allen landwaarts in , aan de boorden der rivieren; zoodat men,
bij het rondzeilen van het eiland, bijna geen spoor van bevolking ziet ,
uitgezonderd bij de hoofdstad M u n t o k , die geheel aan het strand
ligt , op 8 uren afstands van den mond der rivier van Palein-
bang. Het eiland maakt echter , uit zee gezien , eene bevallige vertoo-
ning , omdat het groene gebergte van Bangka zeer vrolijk afstcekt bij
de vlakke, eentoonige, daartegen over gelegene kust van Sumatra.
Het eiland is 30 mijlen lang en 8 breed. De oppervlakte wordt op
288f geographische mijlen en het getal inw. op 180,000 zielen geschat j
onder welke 28,000 Chinezen zijn, die zieh meest generen met het
graven van tin uit de voornaamste mijnen aan de baaijen. Bebalve
de ambtenaren en troepen worden er zeer weinig Nederlanders gevonden.
Doordien B angka van alle zijden door de zee is omgeven en met me-
nigvuldige bergen bezet, is de dampkring er aan gedurige verandering
blootgesteld. De nachten zijn er zeer koel, doch tegen het midden van
den dag veroorzaakt de terugkaatsing van den zonnegloed, op den
witten harden mineraalgrond, zeer dikwijls eene bezwarende hitle. De
gewone graad van wärmte is er van 80° tot 87°; zelden rijst de thermometer
in de schaduw boven 88° F ahrenheit. In de bovenlanden is
de lucht , uithoofde van de vele bergen , die er gevonden worden ,
zeer koel, zoodat de thermometer er tot onder de 40° dalen kan.
Over het algemeen is het luchtgestel van B angka gezond, behalve in
de moerassige kustlanden , waaruit, bij ebbe, vele schadelijke dampen
opstijgen, die zieh, wanneer er zeewinden waaijen, over het land ver-
spreiden en dikwijls vele ihenschen doen omkomen. De moesons waaijen
er in dezelfde rigting en op dezelfde tijden als op Sumatra. Men heeft
hier zeer dikwijls onweders, die bijzonder verschrikkelijk zijn. Weer-
licht wordt, gedurende zes maanden van het jaar, bijna elken avond,
waargenomen. De regenbuijen zijn er zeer menigvuldig, uitgezonderd
in de maanden Mei, Ju n ij, Julij en Augustus (of de Zuid-
oostmoeson), die heet en droog zijn. De sterkste regens vallen in de
Noordwestmoeson, bijzonder in November, December, Januarij en
Februarij , als wanneer zij zoo hevig kunnen zijn , dat het schijnt ,
als of de aarde met eenen zondvloed bedreigd wordt. In de overige
maanden is het weder tusschen droogte en regen verdeeld, bij de
zoogenaamde kenteringen (overgangen) der beide moesons. Wil men ,
zoo na mogelijk, den tijd dezer saisoenen bepalen, dan kan men vrij
algemeen aannemen, dat met half Maart de noordwestmoeson begint
af te nemen, en met half Mei de zuidoostmoeson sterk begint door
te zetten ; tot dat wederom van 18 September tot 18 November de
noordwestmoeson de meeste krachten heeft. Gedurende de kenteringen
der moesons is de zeevaart, uithoofde van het zeer onbestendig weder,
niet veilig. In weinige minuten ondervindt men beurtelings kalmte en
storm , met steeds veranderlijke winden. In de kracht der moesons
daarentegen kan men veilig de straat in- en uitzeilen.
B angka^ heeft, behalve aan de stranden, doorgaans eenen hoogen
grond, die spoedig uit den oever oprijst. Hier en daar verhelfen zieh,
over het geheele eiland, afzonderlijke hooge bergen, van welke velen
uit granietsteen bestaan, waarover eene laag roodachtige ijzeraarde ligt.
Tusschen deze hergen worden onderscheidene heuvelen en kleine vläk-
ten gevonden, De heuvelen, zoo wel als de bergen, zijn er bedekt met
zware wouden, hetgeen veel moeijelijkheid in het reizen veroorzaakt,